| |
| |
| |
Hector Denis †
Brussel, 10 Mei.
Gisteren, in den reeds laten namiddag, bij 't einde der ijdele financiëele bespreking, die ons zoo weinig zou leeren en bij elks weten zoo weinig invloed zou hebben, was zijne smalle gestalte in de grauwe verveling gerezen. Met het stramme gebaar, dat hij telkens had, knoopten de knokige vingeren den spannenden gekleeden jas om het smalle lichaam en de overvloedig-aangevulde schouders toe. De rechterhand verschikte even den witzijden cachenez, die hem niet verliet. In de linker bewogen bij korte snokjes, kleine papiertjes.... En zijne stem klonk, blank en ver, haast zonder geluid, geforceerd en onmachtig in de expressie. Die stem was zijn wanhoop; zij was het nochtans, die naar hem steeds zoo aandachtig luisteren deed.
Gistermiddag weêr dan luisterde men, terwijl buiten het onweêr los ging breken en wij er binnen de Kamer het zenuwspannende broeien van voelden. Het was een oogenblik van gêne, van physieke malaise: die stem als eene verre houten klok in de ademlooze ijlte. Nochtans was aan den spreker niets buitengewoons. Men luisterde weêr, maar... naar diagrammen. Het wezenloos geluid disculpeerde minister Levie en beschuldigde zijne voorgangers, omdat de statistische krommen het aan het rechtvaardigheidsgevoel des geleerden oplegden. Na vier dagen politieken drift, kwam de starre en afgetrokkene wetenschap weêr maar eens de monden snoeren met den raad... dat verantwoordelijke financieministers nu maar eens meer wetenschappelijk moesten gaan handelen. En nadat de redenaar gedaan had, was
| |
| |
hij als telkens àf, zoozeer had hij zich weêr voor zijn lievelingswerk ingespannen. Hij hijgde als een acteur na de geweldigste tirade. En deed even zijn cachenez af...
Het is dat Hector Denis, doctor in de wijsbegeerte, doctor in de rechten, doctor in de natuurwetenschappen, professor emeritus der Universiteit Brussel, één der eerste Internationalisten en één der eerste socialistische Kamerleden, de geweldigste rationalistische mysticus is geweest, dien wij in België misschien ooit hebben gehad, en dien men in deze naast zijn meester Auguste Comte had mogen plaatsen. Deze twijfelaar, deze systematische negeerder, was een geest, die in die van het absolute leefde, in zooverre dat hij zich in het dagelijksche leven al bijzonder weinig thuis scheen te gevoelen. Eene vergelijking tusschen hem en Woeste dringt zich op. Niemand meer dan Woeste schijnt op de kimmen van het volstrekte te leven. Komt het voor, dat een zijner partijgenooten zijns inziens faalt, dan schrijft Woeste aan zijne familieleden: ‘Bidt voor hem!’ Want Woeste - het is vaak zijne eenige verontschuldiging - herleidt alles tot de Roomsche Kerk. Of liever neen: hij herleidt de Roomsche Kerk tot al zijne eigene inzichten. Hij draagt in zich, met eene oprechtheid, die zich telkens voedt aan de innigste en waarachtigste vroomheid, het gevoel eener onfeilbaarheid, waar hij nimmer zal af te brengen zijn. En daarom gaat de heer Woeste met zulke beslistheid, zulke kalme beslistheid, die aan aplomb grenst, door het leven. Al is hij van aard verstrooid: hij heeft een breeden tred en knieën die niet doorplooien. En hij is zoo zeker van zijne zending, dat, toen onlangs een tram hem nogal ruw aanstootte, met het gevolg dat hij een maar maanden thuis
| |
| |
moest blijven, hij moet hebben verklaard: ‘God heeft mij behouden, omdat Hij mij in België nog noodig heeft.’
Hector Denis, hij, toen hij verleden jaar afscheid nam, in eene roerende plechtigheid, van zijne studenten der Brusselsche Hoogeschool, waar hij zeer uiteenloopende dingen doceerde, prees in deze woorden de meester zijner jeugd: ‘Zij hebben ons leeren loochenen!’ De groote idealist, de geleerde die de mogelijkheid van algemeen communisme heeft gepredikt, was nochtans bij nature een geloovige. Hij, die buiten alle dogma's stond welke niet te herleiden waren tot diagrammen, maar aan diagrammen een geloof hechtte dat sommigen zijner discipelen, die weten hoe broos vaststelling is en hoe machtig soms redeneering, deed glimlachen, hij had de onvastheid van wie geen practischen houvast bezitten. Alles wilde hij op doen klimmen tot een hooger standpunt van wetenschappelijke controol. Terwijl Woeste godsvereering neêrhaalde tot den dienst van kleine partijbelangen, wilde hij alles opvoeren tot eene wetenschap, waarin hij halsstarrig geloofde, al moet hij op het einde zijns levens bekend hebben dat zij verouderd was; en hij zal er zich dikwijls ledig en onvoldaan bij hebben gevoeld, als steeds het geval is met dezen die het absolute niet naar eigen gedaante te... verminderen weten, maar zich gestadig door het volstrekte opgezogen, en als opgelost gevoelen... En ook Denis - die trouwens Woeste's arendsneus, en Woeste's arendsblik bezat, al was het met veel minder bewustzijn, en de argeloosheid van wie zich wel verontwaardigen kan, maar daarom nog niet strijden - ook Hector Denis had een breeden tred, en knieën die niet doorplooiden. Maar terwijl Woeste bij iederen stap zijne voeten diep
| |
| |
in den grond drukt, scheen Denis over wolken heen te stappen....
Hij is, beslist, een groot man geweest. Voor de generatie van '90, de generatie die met de anarchistische beweging van voor een kleine twintig jaar haar-zelf bewust werd, hadde hij een held kunnen zijn naast Elysée Reclus. Er ontbrak hem toe vleeschgeworden drift der gedachte; hem ontbrak bloedwarm proselytisme. Zijn geloof was, als bij een asceet gewoon is, niet mededeelzaam. Schuchter van aard, was deze leerling van Proud'hon voor de eigen leer wel heel streng, tegenover de leer van de anderen wat al te onpartijdig. Als rector der Universiteit van Brussel had hij wel mooie gebaren, nl. toen men Reclus dwong af te treden. Hij echter bleef aan; werd een parlementair-socialistisch Kamerlid; en bleef tot het einde toe professor der liberale universiteit. En hij bleef het omdat hij schuchter was, van geen herrie hield, en... meer een geleerde was, weze het dan ook een contemplatief geleerde, dan een apostel, - dit is: een geloovig vechtersbaas.
Door zijne leerlingen, juist vanwege dat onvermengd geloof in de zuivere wetenschap, vanwege dat kuische leven, dat alleen aan het idealisme offerde der loutere ratio, werd hij vergood. De belangelooze hoogte zijner leer, al berustte ze op wat voor hem eenige werkelijkheid was, deed dat de jeugd, die nog niet aan betrekkelijkheid heeft te offeren, in hem, in zijn, zij het dan ook lijdelijke en niet scheppende wezen, het type zag van den opleider.
Die belangloosheid was het tevens, die hem boven den partijstrijd plaatste. Elkeen in het politieke leven had
| |
| |
voor hem de meeste achting. Het socialisme vond in hem den steun en de bevestiging eener, weze het misschien nogal dorre wetenschap. Voor de tegenpartijen was hij, wijl alles behalve strijdbaar, wijl tot het uiterste toe abstrakt, onschadelijk, en daardoor reeds sympathiek, - sympathie die echter, het dient gezeid, haar hoofdbron vond in de zachte hoogte, in de sereniteit die slechts schoone karakters bereiken. Het kleine was dezen man vreemd,... tot onbeholpenheid toe. Hij was eene dezer, die kimmen bewonen, waar de lucht zoo zuiver is, en de longen zoo sterkt, dat zij niet meer vatbaar zijn voor de lager-aardsche prikkelbaarheid. En dit is een verschijnsel al te zeldzaam, dan dat men het niet waardeeren zou bij zelfs zijne tegenstanders, - die in deze te ver van u af staan dat gij ze zoudt durven verlagen tot vijanden.
Aldus was Denis een zeer schoon en zeer zuiver figuur, - weze het dan ook een negatief, geen arbeidzaam, meer een beschouwend dan een scheppend figuur. En als een beschouwer, als een contemplatieve heeft hij mogen ontrijzen aan het stoffelijke. Gistermiddag nog streed hij in de Kamer voor financie-theorie meer dan dat hij tegen eene all zu menschliche financiëele wan-regeering streed; gisterenavond nog woonde hij eene vergadering bij, waar de plannen moesten goedgekeurd van modelwoningen voor arbeiders. Vanochtend, toen zijne kinderen hem te vergeefs aan de ontbijttafel verwachtten, vonden zij hem dood in bed, - opgenomen, zonder strijd met het onmiddellijke leven, in de pure Gedachte, gelijk geloovigen zeggen zouden.
N.R.C., 13 Mei 1913. |
|