Ik heb u reeds geschreven dat Mevr. Fassbender-Mottl vooral trof door ‘le défaut de ses qualités’. Zij is eene uitnemende Wagner-zangeres, doordrongen van de Bayreuthertraditie. Eene Wagner-rol speelt en zingt zij niet alleen: het is haar of zij de priesteres is die een in al zijne bijzonderheden vastgestelden ritus volbrengt, waar in geenen deele van afgeweken mag. Wat men dan ook eerst en vooral in haar bewondert is: stijl. Wat men echter bij haar meestal ontbeert, is: warmte. Zij bezit alles om hare creaties leven in te blazen: een heerlijke stem, een prachtige plastiek, een expressievol gebarenspel. Maar alles is bij haar zoo goed overlegd, alle spontaneïteit is zoozeer uitgesloten, dat, hoewel telkens zeer schoon, de kunst bij haar de bezieling uitsluit, de onmiddellijke aandoening, die mededeelzaamheid uitmaakt, en het publiek het hooge en smartelijke genot van den scheppenden artiest gunt. - De Isolde van Mevr. Fassbender-Mottl kan de perfectie heeten. Zij zou het inderdaad zijn, zoo deze groote kunstenares zich wat meer liet gaan op eigen, zeer sterk, temperament, in plaats van te offeren aan de overlevering, weze deze dan ook heilig.
De Brangäne van mej. Clairmont was, zij, zeer levend. Het figuur kreeg bij haar een ongewoon karakter, een bijzondere, een zelfs misschien te groote kracht. De trouwe Kurwenal was de prachtige zanger Liszewsky; König Marke vond in Braun een imponeerenden vertolker. En de gepassioneerde en strenge Otto Lohse gaf van de Tristan-partituur eene interpretatie, waar de grootste zorg geenszins de innigste gemoedsuitrusting uitsluit.
Zijne vertolking der negende Symphonie genoot bij sommigen minder bijval. Hij had ze laten voorafgaan door