| |
| |
| |
Hoever wij staan
I
Brussel, 4 April.
Wij zijn - gij weet het - in de Paaschvacantie. Wèl wappert weer, onder de Aprilsche buien, de nationale driekleur op het Koninklijk paleis, ten bewijzen dat de vorst uit Antibes, waar hij een paar weken verbleef, en uit Parijs, waar hij Dinsdag jl. de gast was van president Poincaré, te Brussel terug is. Maar minister de Broqueville vertoeft nog steeds in Zwitserland, minister Poullet is aan zee evenals minister Carton de Wiart, minister Renkin is bij de Walen en minister Davignon in de Ardennen, een paar andere ministers nog, als Segers, zoeken nieuwe krachten in de geboortestreek, en nog slechts de heer Van de Vijvere met zijn onverbiddelijken ernst en den heer Helleputte met zijn onverbiddelijken glimlach ontmoet men in de hoofdstad, waar het zoo kalm is, dat men nimmer de algemeene staking, die over tien dagen uit moet breken, vermoeden zou.
Anderdeels staan alle socialistische leiders in de bres. Kamiel Huysmans en Emile Vandervelde, die de tweede met wat meer lauwheid dan de eerste, de staking hebben afgekeurd en afgeraden, zijn er thans de hevigste predikers van. Overal, maar voornamelijk in de nijverheidscentra, wordt meeting op meeting gehouden. Het opruiïngswerk, al voor het partijcongres van tweeden Paaschdag half voltooid, wordt voortgezet. Het lijdt geen twijfel meer: de gemoederen zullen tegen 14 deze tot bij den gewenschten warmtegraad opgestookt zijn. En, daar de laatste poging, die van de liberale linkerzijde van den Senaat,
| |
| |
om den minister tot spreken te brengen voor de volksbeweging in gang gaat, definitief verijdeld is (de voorzitter van den Senaat, baron de Fauvereau, liet aan bewuste senatoren weten, dat men onmogelijk voor 15 April kon vergaderen), krijgen wij, dank zij de socialistische hardhoorigheid en de hooghartige trotseering der regeering, de staking die, van toen ze werd aangekondigd, stoornis in de zaken, eene crisis op de beurs en de gedeeltelijke verplaatsing van ons oeconomisch leven naar den vreemde verwekte. Zoo zorgen, naar verluidt, voorname Antwerpsche reeders ervoor dat zij konden laden en lossen te Rotterdam; het leven is sedert eene maand in de hoofdstad voor een derde verduurd; de geldhandel ondergaat verlies op verlies; en... het is natuurlijk maar een begin, dat ons een voorsmaakje geeft van wat het zou zijn, indien de voornaamste Belgische steden - hetgeen niet onmogelijk is - in staat van beleg gingen verkeeren.
En die staking, hoe zal zij zich voordoen? Zij zal vreedzaam zijn, wordt bij hoog en bij laag verzekerd. En... wij doen natuurlijk ons best om het te gelooven. De stakingleiders zijn ongetwijfeld te goeder trouw, als zij ons eene kalme, waardige volksbeweging, de eenige trouwens die indruk zou maken en goede gevolgen hebben kan, voorspellen en beloven. Maar wie de opgehitste werkman der nijverheidsstreken kent, met zijn hekel aan politiemacht; wie weet hoe bewuste politiemacht gaarne krachtdadigheid betoont, kan eene zekere vrees niet onderdrukken. Op 3 Juni hebben wij, te Luik en elders, gezien hoe gemakkelijk het tot opstootjes komt, en met de hachelijkste gevolgen. Trouwens, iedereen kent het bestaan van die beunhazen, welke - zij mogen nu ook geenszins de agen- | |
| |
ten zijn der regeering, gelijk wel wat al te gemakkelijk wordt vooruitgezet, - hunne liefste bezigheid, eene gepassioneerde liefhebberij vinden in het verwekken van conflicten: dillettanti van het standje, die in een staking gelegenheid zien om nu maar eens in het groot te opereeren, en die aan 't botvieren van hunne eigenaardige neigingen gaarne het belang der stakers evenals dat van hunne tegenstanders prijsgeven.... Het vreedzame der staking, hoe dan ook gehoopt en aangepredikt, behoort dus niet tot de mathematische zekerheden. De socialisten trouwens, vatten die vreedzaamheid in den breedsten zin op. Anseele heeft het verklaard in een interview: ‘De plaatselijke opstootjes, gedeeltelijk oproer, gewestelijk werkdadig optreden, kunnen wij niet beschouwen als schennis van den vrede. Alleen wanneer de staking door geheel het land insurrectioneel en revolutionnair zou worden, zouden wij onze afkeuring erover hebben uit te spreken, en zou het stakingscomité ontslag nemen.’ - Alsof, tusschen haakjes, de Pilatus-daad de zaken, een staat van zaken door het stakingscomité in het leven geroepen, niet zou verergeren!....
Intusschen: op 14 April hebben wij onze staking. Er zullen zelfs, naar verteld wordt, duizenden gedwongen stakers zijn, in Brussel alleen. Immers, de groote warenhuizen als Tietz, en verder al de groote magazijnen, en zelfs de restaurants aan Noorder- en Zuider-station zouden hunne deuren sluiten. Niet alleen vreezen zij overrompeling, maar de dagelijksche kosten die de zaken meebrengen, kunnen tegen het verlies niet dat de staking ze zeker zal doen lijden. - Andere arbeiders verliezen erbij, door aan het werk te blijven; zoo de typografen der dagbladen,
| |
| |
die niet staken zullen, maar van hun loon ten behoeven der stakende broeders een deel moeten afstaan, dat ze wellicht, aan verdienste, beneden dezen stelt die een daggeld uit de stakingskas trekken.
Die stakingskas, zij is de eenige hoop dergenen die, nu de staking onvermijdelijk is, haar van harte het kortst mogelijke bestaan toewenschen. Want stelt u eens voor wat zoo'n staking kost. Voor Gent alleen niet minder dan tachtigduizend frank per dag. Misschien ben ik wel beneden het cijfer. En zelfs met millioenen gevulde stakingskassen hebben een bodem.... Wel is er een middel om al te spoedige, noodzakelijke schorsing tegen te gaan. Anseele stelde voor, bij kleine, opvolgende stakingen te werk te gaan, zoodat men van tijd tot tijd op eigen middelen kon teren en het gemeenschappelijke fonds met vrede laten. De vraag is echter, of de patroons er in toe zullen stemmen, hunne werklui nu en dan een weekje vrijaf te geven, om ze dan weer in hun vaderschoot op te nemen. In de groote nijverheidscentra is de macht der arbeiders zeer groot, zoodat aldaar hun wil inderdaad invloed kan hebben en kansen bezit de bovenhand te krijgen. Maar in steden als Brussel, waar vooral weeldeartikelen worden vervaardigd, waar slechts kleinnijverheid bloeit, en waar de werkgever zelden meer dan honderd arbeiders gebruikt, zullen de stakers gemakkelijk vervangen worden, en van meet af, en voor goed, door leden der christene syndikaten en der anarchistische groepeeringen om niet te spreken van de vrije socialisten, die allen tegen de staking zijn, de eersten omdat zij meenen dat minister de Broqueville duidelijk genoeg heeft gesproken en de staking dus eene daad van moedwil en kwade trouw is, de tweeden en derden, die
| |
| |
er slechts een politieke manoeuvre in zien der socialistische Kamerleden, zooals blijkt uit de affiches, die in grooten getale te Brussel zijn uitgeplakt.
Hoe het weze, en zelfs als het middel gevonden wordt om beide punten, noodigen duur der staking en voldoend onderhoud der stakers, overeen te brengen, ziet het er alles behalve rooskleurig uit voor dezen laatsten, en men verwondert zich dat men met zulke blijmoedige kalmte eene toekomst tegemoet gaat, die zoo rampzalig kan zijn. Want die kalmte, die men vooral in de hoofdstad bemerkt, en die verbaast, is ontegensprekelijk. En men merke wel op: van de stilte voor het onweer kan hier geen sprake zijn. De atmospheer is rustig, alsof waarlijk niets moet gebeuren. Minister de Broqueville, die anders wel een veilig en rustig plekje kon vinden in België, gaat het in Zwitserland zoeken. De andere ministers treden wel de grenzen niet over, maar verliezen daarom niets van hun gemoedelijk betrouwen. En er is te Gent, de expositiestad, dezer dagen iets gebeurd dat, voor sommige onwrikbare optimisten, eene nieuwe lichtbaak is in de onoplosbare duisternis van den toestand. Maandag dan hield de gemeenteraad van Gent eene vergadering, waarop men verwachtte dat wethouder Anseele, voornaamste opstoker der staking en aldus vijand der belangen zijner stand, uit zijn ambt ontslag zou nemen. En wat zag men geschieden? Burgemeester Braun betreurde wel Anseele's houding, en de katholiek Casier, bestuurder der tentoonstelling, laakte ze. Toen echter wethouder Anseele verklaard had, dat de staking vredig zou zijn, en dat de expositie er niet zoo heel veel zou onder lijden, legde men zich daarbij neer, en.... Anseele bleef wethouder....
| |
| |
Nu is men zich gaan afvragen, waarom men zoo kalm blijft, en zelfs in zekere mate, in ongewone mate, zoo beminnelijk tegenover mekaar. En een vriend van mij, die het trouwens kan weten, heeft het antwoord gevonden: het is omdat men weet dat de staking slechts één dag zal duren. Op 15 April, één dag dus na het losbreken der staking, komt immers de Senaat bijeen. De heer Coppieters, socialistisch senator, voorzitter van het stakingscomité en tevens bestuurder der Gentsche tentoonstelling - de right man dus - zal den minister vragen, of hij niets te zeggen heeft. De minister zal hem verzenden naar zijne verklaring van 6 Maart: ‘De bespreking in de voorgestelde commissie tot eenmaking der kieswetten kan onmogelijk eenzijdig blijven.’ De heer Coppieters zal er, op meer of minder omhaal, uit opmaken, dat wij de grondwetsherziening tegemoet gaan, en.... het overige raadt gij.
Aldus redeneert mijn optimist. Mocht hij waarheid spreken!
N.R.C., 5 April 1913. |
|