diging gevonden, dan zie ik niet in, hoe hij zijne positie, zijne zeer dubbelzinnige positie, zou handhaven. En ik herhaal: ik ben de eenige niet om aldus te denken. Voor de stemming der militaire wet gaat hij echter alvast niet heen. En dit brengt ons wel anderhalve maand verder. Intusschen kan al heel wat gebeuren. Voor het Algemeen Socialistisch Congres van tweeden Paaschdag zullen ongetwijfeld nieuwe, zij het dan ook geheime, onderhandelingen plaats grijpen. Wat ook gebeure, en welke de houding zij der Woestisten, men zal ongetwijfeld trachten de staking te vermijden, zelfs van socialistische zijde, en het is zelfs niet uitgesloten, dat nog voor de Paaschvacantie eene schikking in der minne plaats grijpt, in den zin dien ik aangaf.
Intusschen is heden, voor de meest-lustelooze der Kamers, de verdere behandeling van de legerkwestie afgesponnen. Niet dat men verder de nieuwe militaire wet zou hebben besproken: men had immers de handen vol met het legercontingent voor 1913. Men heeft zich echter gehaast, die handen weer vrij te krijgen. Met al heel weinig overtuiging hebben de sprekers der linkerzijde - Mechelynck, Franck, Delporte, Buyl, Huysmans en Persoons - geklaagd, dat de lichting nog naar het oude stelsel van éen zoon per gezin zou gebeuren, en de nieuwe wet eerst in 1925 uitwerking hebben zou. Hetgeen natuurlijk te betreuren is, voor zoover geen amendement daar verandering brengt.... Morgen trouwens wordt het ontwerp van lichting artikel per artikel besproken: het geeft mij dan gelegenheid, er meer in 't bijzonder op terug te keeren.
En volgende week hernemen wij dan, helaas, het oneindelijke debat over de militaire hervorming.