gekomen om nog eens zijn hart op te halen aan al het verkwikkende wat de katholieke regeering ons aangaande 's lands verdediging heeft bezorgd. Dat liedje, mejuffrouw, begint gij al te kennen.
Maar gij kent ongetwijfeld ook het liedje, dat de socialist Antonius Delporte aan het kweelen gaat. Het begint, gij herinnert het u: ‘Geen gelijkheid van plichten zonder gelijkheid van rechten.’ En het loopt uit op de verzekering: Men kan een pracht van een soldaat vormen in zes maanden tijd. - Mejuffrouw, blijven wij doof voor deze twee aria's. Maar spitsen wij onze ooren, nu de heer Devèze aan het woord komt.
Ik zie de glanzen van 's heeren Devèze's raafzwarte haren over zijn schedel verschuiven, terwijl hij aan het oreeren gaat. Hemel, hoe blinken die raafzwarte haren! Heeft de heer de Broqueville misschien aan den heer Devèze het recept verschaft van zijn eigen cosmétique? Ik ken inderdaad in heel de Kamer geen haar, dat mooier blinkt dan dat van den heer Devèze, tenzij het haar van minister de Broqueville. Hetgeen trouwens niets afneemt van zijne welsprekendheid. Integendeel.
‘Wij richten ons leger opnieuw in,’ zegt Devèze, en hij vindt het uitstekend, ‘maar wij hadden het heel wat vroeger mogen doen. De regeering is schuldig aan sleur en slenter, was ons grondgebied overrompeld geworden, zij zou er de schuld van hebben gedragen, en zij alleen. En daarom heb ik geen vertrouwen in de regeering, zelfs niet waar zij met hare nieuwe legerwet voor den dag komt. Wel zal ik ze bijtreden, waar het geldt ons het leger te verschaffen dat onze onafhankelijkheid moet vrijwaren, maar dan op voorwaarde, dat de hervorming geene jaren