boven, vlak boven zijn smal hoofdje, dat naar de kleur en den vorm herinnert aan de kruin van een schelvisch, te branden stond van...
Maar laat ik mij niet opwinden, mijnheer en mevrouw. Laat ik u liever zeggen wat doctor Persoons in te brengen heeft tegen het ontwerp van den heer de Broqueville.
De heer Persoons is de Vlaamschgezinde liberaal, die den, volgens de meeste flaminganten slechten, inval heeft gehad, zich tegen de verdeeling van het Belgische leger in Vlaamsche en Waalsche regimenten te verzetten, of althans die verdeeling niet te zijn bijgetreden. Gij weet, mijnheer en mevrouw, dat ik het hierin met dr. Persoons hou. Reik me dan ook de hand, bid ik u, dr. Persoons.
‘Het bewijs’, meent deze, ‘dat het ontwerp niet beantwoordt aan eene werkelijke behoefte, ligt in de wijze waarop men het ons heeft opgedischt. Minister de Broqueville is een uitnemend regisseur: hij heeft het geval gedramatiseerd, heeft het verknoopingstooneel in geheime zitting laten spelen (He, had ik, correspondent, hierbij niet gedacht aan Adolphe Dennery, mijnheer en mevrouw?). Maar bij ons pakken zulke middeltjes niet. Wij vragen ons af: strookt het hervormingsontwerp met het nationaal gevoel? En wij antwoorden, na rijp onderzoek: neen!... Gij weet het, steeds hebben wij den persoonlijken, - pardon: persoonlijken dienstplicht voorgestaan. Maar dan als princiep, en met het oog op het nationaal gevoel. Zoo zouden wij hem niet hebben doorgedreven dan bij erkenning van de rechten der Vlamingen. Wij zouden er niet hebben aan gedacht, zonder eerst de gelijkheid der politieke rechten te hebben verzekerd. Gij, regeering, gij hebt het tegendeel gedaan, gij hebt de politieke rechten