in het oor kwam bazuinen: de staking zal op veertien April aanvangen, tenzij...
Want er staat, in het uitgevaardigd manifest, natuurlijk een voorbehoudend ‘tenzij’. Het staat, nietwaar, voor ieder onomstootelijk vast, dat de staking onvermijdelijk is: men heeft het ons ook dikwijls herhaald, dat wij er een onwrikbaar geloof aan zijn gaan hechten. De staking komt er dus; men heeft alle geweld moeten gebruiken, om te beletten dat zij er niet reeds wezen zou: aldus de socialistische bladen. Wij zijn echter inschikkelijke lieden, en die onvermijdelijke staking, die staking-als-het-zwaard-van-Damocles, neen, als-de-leeuwen-in-den-kuil-van-Daniël, hewel, zij zal niet uitbreken, als...
Ik heb nooit eene komedie bijgewoond als die van deze staking. Breekt zij inderdaad uit, dan zal er in België nooit onnatuurlijker volksbeweging vast te stellen zijn geweest. Zij zal alleen bewijzen de groote macht, den tyrannischen invloed der leiders op de arbeidersklasse, der leiders die zich dan ook heel wat verantwoordelijkheid op den nek laden, en tegen dewelke zich de stakers zouden keeren, moest men hen al te lang beletten, hun brood te gaan verdienen. Want eene voorbereide, georganiseerde staking kan men zich wèl in Engeland denken: in België is zij, vanwege allerlei factoren, eene onmogelijkheid. Breekt zij hier uit, dan leidt zij naar een fiasco voor de socilistische hoofdmannen, en legt den werklui heel wat nuttelooze misère op.
Maar zij zal niet losbreken. In het manifest staat: ‘tenzij’. Er zal een middenweg, een bevredigende middenweg gevonden worden. En is het de regeeringspartij niet die hem vindt (iets waar zij ongelijk in hebben zou), dan