| |
| |
| |
Heropening
Brussel, 12 November.
| |
I
Voor de vergadering
Mag ik u even voorstellen? De heer Paul Segers, advokaat, volksvertegenwoordiger voor Antwerpen, oud-troetelkind van den heer Woeste maar thans gematigd jong-katholiek, half-vader van de wet Franck-Segers op het gebruik van het Nederlandsch bij het vrije Middelbaar Onderwijs, sedert hedenochtend minister van Marine, Post en Telegraaf.
Want deze eindelijk gekomen dag der Kamerheropening, die ons zooveel belangrijk nieuws moet brengen, en die trouwens de verjaardag is der inrichting van het Voorloopig Bewind van 1830, begon met eene driedubbele verrassing: men scheidt het ministerie van Spoor, Post en Telegraaf in twee en geeft er een brok van aan den heer Segers; terwijl minister van state Helleputte weer in het ministerie treedt, de portefeuille van Landbouw en Openbare Werken uit de handen neemt van minister Van de Vyvere, die tot het ander deel van den heer de Broqueville's departement, nl. de Spoorwegen overgaat, en de heer de Broqueville, die premier blijft, minister van Oorlog wordt in de plaats van dien tijger van een generaal Michel, dewelke ontslag krijgt met het grootlint van de Orde der Kroon om den hals.
Eene driedubbele verrassing... die men, voor een deel althans, voorzag. De heer Paul Segers, tuk op een portefeuille, zou - aldus verluidde het gisterenmiddag al -
| |
| |
voldoening krijgen. Men zou den handel, die in België eene buitenlandsche zaak is, aan de marine paren, die vooralsnog nauw verband met de telephoon hield. Dat nieuwe huwelijk zou door den Antwerpschen volksvertegenwoordiger worden ingezegend, die er verder voogdij zou over houden. - Maar gisterenavond viel, bij stormweêr, dezen donderslag op het hoofd der Brusselsche journalistiek: generaal Michel nam ontslag, en minister de Broqueville, die nieuwe Carnot (ik bedoel natuurlijk den generaal) ‘l'organisateur de la victoire’ wil worden, al is hij er voorloopig, als Marceau (niet te verwarren met den Saint-Marceaux), nog geenszins ‘l'enfant chéri’ van, - terwijl baron de Broqueville aan het hoofd van 's lands weerbaarheid hem zou vervangen. En, daar alle goede dingen uit drie bestaan, bracht de ‘Moniteur-Staatsblad’ ons, nauwelijks een uurtje geleden, het derde nieuwtje: de heer Helleputte kwam het kabinet met zijn gezag versterken, en verder werden de departementen als hierboven gezegd verdeeld.
Waarom generaal Michel ons zoo ineens verlaat, op het oogenblik dat de regeering het eens scheen te zijn in zake legerhervormingen, en het ministerie zelfs het gerucht liet verspreiden, dat men eene eensgezinde rechterzijde zou vinden om de nieuwe wet te stemmen? - Het heet, dat twee ontwerpen bestonden: een ontwerp-Michel, zeer radikaal en dat rechts verzet kon ontmoeten, en een ontwerp-de Broqueville, dat eveneens algemeenen dienstplicht uitroept, maar het jaarlijksch contingent aan soldaten der stem der Kamer onderwerpt. Dit laatste alleen zou de geheele regeeringspartij verzoenen: al de ministers, behalve Michel, traden het bij; het had trouwens de voor- | |
| |
keur van koning Albert. Er bleef aan den generaal niets anders over dan heen te gaan.
Ziedaar het loopend gerucht... dat mij sceptisch laat. Het spreekt vanzelf, dat geen wet met algemeenen dienstplicht door de geheele rechterzijde kon worden gestemd zonder jaarlijksche vaststelling van het contingent door de Kamer; de kosten zouden anders te groot, en het getal manschappen zeker bovenmatig worden; de bank van Antwerpen zou zeker protesteeren; en de regeering zou in hare partij afvalligen tellen, terwijl de vereenigde liberalen haar bij zouden treden: een toestand, die te dubbelzinnig zou worden dan dat het ministerie en zelfs heel de rechterzijde er niet onder lijden zouden. Minister Michel kan dan ook de illusie niet hebben gekoesterd, die men hem toedicht. Veel waarschijnlijker is het, dat men de verdediging der nieuwe wet niet wilde toevertrouwen... aan een soldaat. De argwaan voor militaire welsprekendheid is in België gerechtigd: ik heb geen onhandiger redenaar gekend dan generaal Cousebant; gij zult u nog het rauwe autocratisme van generaal Horenbout herinneren, die, in plaats van redevoeringen uit te spreken, bevelen uitdeelde, en discussie verving door 't onbeleefdste gesnauw. Wat van generaal Michel in deze kon verwacht, weet ik niet, maar - minister de Broqueville, en ook de koning, wisten het wèl. En ziedaar, meer dan waarschijnlijk, waarom generaal Michel, bijgenaamd ‘de Tijger’, zoo plots en zoo klakkeloos van het politiek tooneel verdwijnt.
De heer de Broqueville zal dus zelf zijn ontwerp van wet, waar hij blijkbaar heel wat van verwacht - het moet de vraag van kiesrecht en van schoolplicht voor het oogenblik van de planken weren, en kan trouwens bijdragen tot
| |
| |
het gezag der katholieke partij, zooniet in den lande, dat van algemeenen dienstplicht niet wil weten, dan toch in de politieke wereld, vermits het ongetwijfeld de bijtreding der liberale linkerzijde verwerft en aldus een zitting, die woelig zou zijn, opent met eene verzoeningswet, - minister de Broqueville zal dus zelf zijn militair ontwerp verdedigen. Hij zal hierin geholpen worden door een staf, dien hij vermeerderd heeft met twee eenheden: eerst den debater bij uitmuntendheid, minister Helleputte, wiens persoonlijk gezag hem ten goede moet komen; ten tweede Paul Segers die, vergeet het niet, van Antwerpen komt, vanwaar verzet te verwachten was, - verzet dat aldus verminderd wordt.
Wie Paul Segers is? Iemand die de elegantie van Carton de Wiart nabijstreeft, al blijft de zijne toch wel wat Antwerpsch; iemand, die nog betrekkelijk jong, den ernst vertoont van eene beginnende, overigens goed verzorgde calvitie; iemand die een sierlijk redenaar is, die echter al te gemakkelijk uitdagend wordt en niet steeds zijne woorden weegt - hij is éen der drie tweegevechten die gezel Vandervelde in Juli jl.... niet streed -; iemand die, in de buitengewone zitting van voor vier maanden, zich beroemd zou maken door een woord, waar al zijne elegantie, heel zijne verzorgde welsprekendheid, en al zijn argeloozen eigendunk in lagen: de heer Paul Segers sprak, gelijk Louis quatorze, van zijn ‘petit-lever’.... Summa summarum, vanmiddag zien wij op de ministerieele banken een nieuwe, verzorgde gekleede jas, waarin een schitterend leerling der Jezuïeten, gelijk Renkin, Carton de Wiart en wijlen Léon de Lantsheere het zijn geweest, en die, in dezer zin, met dezer werkkracht, de regeering
| |
| |
met een democratisch element vermeerdert, - democratisch pour les besoins de la cause....
Vanmiddag.... De trompetten zullen schetteren, de vlaggen zullen wapperen op den noorderwind: onder de stormvlagen zal het Brusselsche socialistische legertje zijne gekozenen naar de Kamer brengen. Met al de wrangheid die zijn hart moet bewonen - wanneer dan zal men hem in rust zijne biekorven op zijn kasteel te Vorst laten bezorgen? - zal de heer Schollaert weêr het voorzitterschap aanvaarden. Waarna met ingehouden adem zal geluisterd worden naar de Broqueville's verklaring....
Maar later meer daarover.
N.R.C., 13 November 1912.
***
Brussel, 12 November.
| |
II
De vergadering
Eene ontgoocheling....
Och, niet voor mij, die, alle illusie allang achter den rug heb. Ik zou zelfs met Ibsen gaan zeggen: integendeel, maar dan zou ik kunnen doen onderstellen dat er begoocheling bij mij bestaat aangaande.... het volgende, - hetgeen ik de omstandigheden gelast, tegen te zullen spreken.....
Neen: eene desillusie voor al de mooie dames die, zoo op de tribune der diplomatie als op de hoogten van
| |
| |
onzen parlementairen engelenbak, gretig hoopten weer maar eens duchtig haartje-pluk te zien spelen, en er de woeste November-vlagen voor getrotseerd hadden, eene desillusie voor het talrijke publiek dat, niks bang voor de berenmutsen onzer fiere grenadiers, zich aan de deuren verdrong, een desillusie voor de senators die, hunne eigen zitting afgeloopen, hun deftigheid meten kwamen aan deverwachte drastiek eener woedende Kamer, en zelfs eene desillusie misschien voor generaal Deruette en commandant de Posch, huisofficieren des konings, die van den aanvang af zaten te wachten.... wat niet komen zou.....
Het moest al heel erg worden van vóór het begin der zitting: de tallooze scharen der socialisten zouden manifesteeren, hun wil bekend maken, de regeering ontstellen en toonen met welke ontzaglijke macht deze te doen had. - Om één uur ben ik door den regen gaan plassen in de omstreken van het Volkshuis. Het was er wel wat druk; enkele groepen stonden druipend onder de vlag te wachten; maar van geestdrift geen spoor. Neen, hier blies de adem der revolutie vooralsnog niet dóór.... Toen ik vervolgens aan het neutrale gebied, de zoogenaamde ‘zône neutre’ kwam, die ministeries en parlementsgebouw insluit, telde ik er hier meer dan honderd nieuwsgierigen, en wel tien politieagenten. Ik wachtte even op den stoet die komen moest. Maar hij kwam niet. En dan ben ik maar naar de perstribune opgeklauterd, waar het gelukkig niet regende.
De Kamer ligt, in de grauwe vaalte, die uit den hoogen lantaren-koepel valt, nog geheel verlaten. Alleen loopt de jonge Pecher er rond, de blonde Benjamin der Kamer, die straks secretaris mag spelen, en zich met ijver op die gewichtige rol voorbereidt... Ik wacht wel een kwar- | |
| |
tier. Het is twee uur: de stoet moet nu al voorbij zijn. Maar de confrères komen de eene na den andere boven: geen van hen heeft iets gezien. Maar een jonge socialist stormt binnen: ‘Het was prachtig! Ze waren wel met dertig duizend!’ juicht hij. Een katholiek echter volgt op hem, en, spottend: ‘Ze waren wel drie honderd man sterk.’ Doch verzoenend treedt een liberaal tusschen beiden: ‘Er waren er, eerlijk gezegd, ongeveer drie duizend. Zij zijn zeer kalm gebleven, met al de waardigheid die men verwachten kon, al hebben zij nu ook de politie overrompeld en de “zône neutre” betreden. Maar de politie was ook zeer onvoldoende’, besluit hij. Had de regeering in deze misschien de intuïtie van het rustig verloop? Of... eene belofte?....
Intusschen loopt de zittingzaal vol. Kamiel Huysmans ziet er krijgshaftig uit. Notaris Pastur, borstweer van Nijvel, draagt zijn mooiste jaquet, en de Hemel weet of hij er prachtige bezit. Helleputte, glimlachend om die goede grap van zijne ministeriëele herbenoeming, drukt geestdriftig de hand van Frans van Cauwelaert, - al zal het wel niet zijn omdat nu ook Paul Segers minister werd. Deze, met eene zedige bescheidenheid die hem anders vreemd is, gaat vóór het vierkant blank papier zitten dat zijne plaats aanduidt. Ik tel de vierkanten blank papier: er zijn er tien; men heeft gelukkig niemand vergeten. Vandervelde is wel heel bleek vandaag en Terwagne wel heel purper. En de Broqueville die men maar niet te zien krijgt! Paul Hymans gaat er Woeste over interviewen. Woeste trekt de schouders op, onwetend. Maar daar is de Broqueville al, ‘mince’ en elegant als steeds, schitterend de tonsuur in het glimmend zwarte haar.
| |
| |
Intusschen gebeuren aan het bureel de onverschilligste dingen der wereld. Het oudste lid, de Eeckersche heer de Winter, zit voor. Al is hij 83 jaar oud, hij debuteert pas heden in de moeilijken rol van praeses. Het belet hem niet de hamer met gemak en, luider stemme, te spreken met beslistheid.Pecher en Devèze staan hem als secretaris bij. Als de eene moe is, namen af te roepen, lost de andere hem af. Daar zij echter allebei een tenorgeluid bezitten, geeft het weinig afleiding....
Die afleiding, de Kamer zoekt ze in partikuliere gesprekken, die luider en luider worden. Gezel Huysmans hoort de biecht van priester Fonteyne. Van Brussel, landbouwer te Stekene, huppelt rond als een danseresse van den Muntschouwburg. Franck, die ons gezelschap aan dat zijner collega's verkiest, vereert de perstribune met een bezoek. Dank u, meneer Franck.
Maar daar roffelt de vinnige voorzittershamer: de Kamer heeft een definitieven praeses. Schollaert is gekozen met 89 stemmen op 167. Op vijf na hebben al de leden der linkerzijde witte briefjes uitgebracht. De heer Schollaert blijft impassibel. Vroeger stemden geregeld ál de liberalen voor hem....
Nu zullen wij ook twee vice-voorzitters krijgen: de heeren Nerincx en Harmignie worden herkozen, de eerste als ‘membre de la chambre des représentants’ gelijk de oude heer de Winter, blijkbaar der waardigheid nog niet gewoon, bij vergissing zegt. En natuurlijk lacht men....
Terwijl nu de verkiezing der secretarissen aan den gang is, stuift de socialistische senator, onze ronde confrère Lekeu, binnen. De Senaat is al klaar - maar de Broqueville heeft zijne boodschap niet willen aflezen.
| |
| |
Doch hij, Lekeu, had verklaard dat hij hoopte er niet te lang te moeten op wachten. En nog trilde Lekeu's lavallière van de aldus betoonde vastberadenheid... Tevens vernemen wij dat het ontwerp van wet ter vervlaamsching der Gentsche Universiteit opnieuw door dezelfde onderteekenaars - dit laatste is niet zonder gewicht - ten bureele der Kamer is neergelegd geworden....
Den goden dank: wij hebben nu ook secretarissen. Wij hebben er zelfs vier. En 't nieuwe bureel kan zitting nemen.
Schollaert leest zijn openingsrede. Zijn stem is lang niet zoo scherp, lang niet zoo bijtend als gewoonlijk.
Hij is blijkbaar aangedaan, maar niet door dankbaarheid, om de toeschietelijkheid en het vertrouwen, links betoond...
Hij bedankt, omschrijft zijne rol die ‘égale justice et entière impartialité’ eischt, spelt den leden met lamme lippen en niet warm-geloovige stem de les, en brengt hulde aan zijn ‘cher prédécesseur’, voorzitter Cooreman. En ditmaal is de Kamer eensgezind om toe te juichen.... De dooden van het jaar, Léon de Lantsheere en Beernaert, worden pathetisch herdacht. De Broqueville, waarschijnlijk getroffen, sluit zich bij de posthume hulde aan. Men smaakt de ironische vreugd, de heer Woeste zijn vroegeren boezemvijand Beernaert hyperbolisch te hooren loven. Hector Denis doet het in verheven bewoordingen, en herdenkt als geleerde de geleerde die de Lantsheere was. En daarna komt, met dezelfde bedoelingen, Louis Huysmans in naam der liberalen aan het woord; wij hebben op de perstribune echter niets mogen vernemen, dan dat de oude, eerbiedwaardige heer waardeerend over Napoléon le Grand sprak.
| |
| |
En toen, toen was het kwart voor vijven geworden, het uur der sluiting. Zou er dan waarlijk niets komen? Zou het volslagen desillusie zijn?... Hector Denis loopt rond met eene ordemotie, wil er het gestoelte meê beklimmen. De socialisten komen in roering... als het bijtende geluid van Schollaert het woord verleent ‘à Monsieur le Ministre de la Guerre’.
De stilte valt in: de Broqueville, met beheerscht geluid, heel eenvoudig, leest zijne verklaring af ‘Fidèle à la ligne de conduite arrêtée l'an passé le Gouvernement désire ouvrir la session par des communications qui lui paraissent de nature à faciliter à chacun d'entre vous l'exercice de la responsabilité parlementaire’. Vlug worden eenige minder belangrijke ontwerpen aangestipt. Dan wordt de stem luidt en warmer: ‘les devoirs que nous imposent le soin de notre indépendance et le souci de nos obligations internationales nous ont amenés à rechercher si l'état actuel de notre organisation militaire permet de faire face aux nécessités qui se sont affirmées au cours des derniers mois.’ Zeker, de toestand waarin wij thans tegenover de mogendheden verkeeren dient hier onverlet gelaten. Maar men kan nooit weten... En de regeering is vast besloten, geheel haren plicht te doen. De wet van 1909 beantwoordt niet meer aan de nieuwe nooden. En daarom: ‘à des situations nouvelles doivent correspondre des sacrifices nouveaux et adéquats’. Te dien einde zal eene wet neêrgelegd worden. Hieromtrent treedt de minister van Oorlog in geene verdere bijzonderheden. Ik zal milder zijn dan hij. Uit goede bron kan ik immers verklaren dat algemeene dienstplicht erbij wordt ingevoerd, op grond van een jaarlijks contingent van 30,000
| |
| |
man. Dit geeft ons in vredestijd een leger van 300,000 man en op voet van oorlog 500,000 verzekerde soldaten. Tot hiertoe mochten wij er niet op meer dan 180,000 rekenen; het stelsel van één zoon per familie gaf jaarlijks 16,000 man: vóór de wet van 1909 werden telkens slechts 13,800 jongens gelicht....
Op het gebied der schoolvraag komend, wil de minister geen vaste voorstellen formuleeren, al zal hij deze zitting nog een nieuw ontwerp neerleggen, gaande over ambachtelijk onderwijs en leerplicht invoerend, doch tevens eischend ‘une sauvegarde complète de la liberté des parents, des pauvres comme des riches, de choisir pour leurs enfants l'éducation qui leur convient... Le respect des convictions d'autrui’, gaat, zelf-geruststellend, de minister voort, ‘apparait si conforme au tempérament national qu'il répugne de penser que l'accord ne pourrait se faire sur cette base’... Maar nu komt de kieskwestie aan de beurt. Weer rijst sprekers stem, en eene heilige stilte heerscht: ‘Men zou dus herziening van art. 47 der Grondwet eischen. En men heeft de regeering verwittigd dat haar vooral niets anders te doen stond dan deze toe te staan. Ceci constitue un fait sans précédent dans l'histoire politique du pays - Le Gouvernement ne saurait considérer comme immuables les formules qui règlent l'excercice du droit électoral; maar hervormingen kunnen wij ons niet laten afdwingen door bangmakerij. Wordt integendeel het princiep der herziening door haar aangenomen, dan bestaat voor de regeering eene moreele verbintenis. Maar het is onaanneembaar dat men handele onder dreigementen, die den vrijen wil der Kamer zouden binden...’ En de minister besluit: ‘Le Gouvernement a la conviction
| |
| |
qu'en s'inspirant des communications qu'il a l'honneur de vous faire, le Parlement réalisera au cours de cette session une oeuvre de nature à honorer les partis et à féconder le travail fourni par tous dans l'intérêt supérieur de la Nation.’
Kort applaus, waarop: stilte des grafs. Wanneer dan gaat het gewone gebeuren?... Men verkeert in bange verwachting... Zenuwachtig loopt Hector Denis met zijne motie rond. Als Vandervelde eindelijk het woord neemt. Zeer eenvoudig verklaart hij het met minister de Broqueville eens te zijn, dat een ontwerp van herziening niet dan na rustige discussies kan aangenomen worden. Hij zal het ontwerp maar onmiddellijk neerleggen, en dringt alleen aan op vlugge behandeling. De minister stemt hoffelijk in. Men besluit de bespreking de volgende week te beginnen. En....
Geen grofheden, geen snoeverij, geen herrie. Het is alles dood-eenvoudig afgeloopen. En dit moest nu eerst een gróóte zitting worden!...
Eene ontgoocheling....
N.R.C., 13 November 1912.
***
Brussel, 13 November.
| |
III
Na de vergadering
Uit mijn Kamerverslag van gisteravond heb ik met opzet
| |
| |
een incidentje geschakeld, om het u hier meer in 't breede te kunnen navertellen, want het is, om zijne koddigheid, wel waard, dat men er een oogenblikje bijzondere aandacht aan wijdt.
Terwijl onze nieuwe minister Paul Segers, zooals ik u zei, al zijne gewone assurancie verloren scheen te hebben en als eene dolende ziel door de Kamer dwaalde, zóo in de war zelfs, dat men bij stemming viermaal zijn naam moest afroepen vóor hij het hoorde, was er iemand die niks lekker leek, en met het masker der diepste verveling op het aangezicht rondliep. Die iemand was volksvertegenwoordiger Tibbaut. Voor een jaar of zes kwam de heer Tibbaut, die toen te Gent verblijf hield, naar Brussel wonen. Men besloot er uit, dat zijne aanstelling tot minister aanstaande was. De heer Tibbaut deed niets om dit tegen te spreken; integendeel, toen de naasting van Kongo ter sprake kwam, weerde hij zich zoodanig, dat men haast niet meer aarzelen dierf, of hij was de toekomstige minister van Koloniën. Maar men, maar hij had zich vergist: Renkin ging met de portefeuille loopen, en Tibbaut bleef eenvoudig Kamerlid. Sedert dien deden zich wel drie, vier gelegenheden voor, om die ontgoocheling voor hem weêr goed te maken. Telkens werd, bij iedere crisis, zijn naam met nadruk vooruitgezet; telkens speelde Tibbaut open spel en verdook zijne ambitie alles behalve; telkens echter - de duivel speelde ermee - liep hij een nieuwe teleurstelling op. En nu was er sedert kort weêr spraak van een nieuw ministerie van Zeewezen; en men zei, natuurlijk, Tibbaut. Want, al wist men dat deze er nu vooral naar dong de koloniën te bemeesteren, hij had te zeer ondervonden, hoe stevig Renkin in den zadel zit, om zich niet
| |
| |
tevreden te stellen met wat het ook zij aan portefeuille. Men zei en dacht dus, Tibbaut. En het kwam uit dat het Segers zou zijn... Waarom die nieuwe weigering vanwege de regeering?
Ziehier. In de laatste verkiezing waren in het canton, dat den heer Tibbaut naar de Kamer zendt, drieërlei candidaten: katholieken, liberalen en een christen-demokraat. Het was nu de persoonlijke wensch van den heer de Broqueville, dat Tibbaut met dien christen-demokraat een kartel zou sluiten. Deze laatste had erin toegestemd. En de eerste-minister zag er een kans in - eene juiste berekening trouwens - aldus in dat canton een katholieken zetel bij te winnen. Doch, Tibbaut weigerde het kartel aan te gaan: de christen-demokraat lag in veete met een familielid van hem. Toen ging de christen-demokraat een verbond aan met een liberaal, en... deze werd, dank zij de christendemokratische stemmen, op 2 Juni j.l. gekozen. Zoodat de rechterzijde, door de koppigheid des heeren Tibbaut, twee stemmen verloor... Te Antwerpen daarentegen werd, dank vooral aan de ijverige, zoo niet steeds kieschkeurige propaganda van Segers, een zetel bijgewonnen. En ziedaar waarom Segers minister mocht worden, en Tibbaut gisteren met een lijkbiddersgezicht liep...
Al die mutaties brengen overigens niet weinig geharrewar meê voor hetgeen de huisvesting van de ministers aangaat. Om te beginnen weet men nog niet hoe en waar men Segers onder dak zal brengen. De Broqueville wenscht in het ministerie van Spoorwegen te blijven wonen, hetgeen Van de Vyvere dwingt dat der Openbare Werken te blijven betrekken. Aldus staat aan Helleputte niets anders te doen dan zijne huisgoden in het ministerie van Oorlog
| |
| |
op te zetten. Zoodat gij den minister van Oorlog in het ministerie van Spoor zult moeten gaan zoeken, die van het spoor in de localiteiten van den landbouw, en die van landbouw in het oorlogspaleis. Terwijl die van de marine vooralsnog een vlottend element blijft, - hetgeen lang niet onnatuurlijk is. Ge ziet, dit wordt een vermakelijke puzzle voor de lange winteravonden....
Maar ik wou, als gij het toelaat, nog enkele bijzonderheden mededeelen over de boodschap van de regeering.
Onder twaalf andere, hier te lang om te melden, legt de regeering dus van nu af aan een ontwerp van wet neêr, dat officieel heet: ‘Assurances sociales se rapportant à la vieillesse, la maladie et l'invalidité.’ Ik heb u in vorige brieven gezegd, dat dit wetsontwerp moest dienen om de werklieden te paaien en aldus misschien de staking tegen te gaan. Daarvoor diende het echter goed onthaald, en dat onthaal hangt nu natuurlijk van den inhoud af. Welke die inhoud is, weten wij vooralsnog niet; komt hij echter overeen met hetgeen er in de pers over medegedeeld wordt, dan loopt het ministerie groote kans op eene halsstarrig-weigerige Kamer. Reeds vroeger werd medegedeeld dat de pensioenen zouden worden berekend tegen éen frank daags, en dat, behalve de Staat, ook de werkgever en, voor een veranderlijk deel, de werkman daarbij zouden hebben tusschen te komen. Hieromtrent nu zal zeker verzet komen vanwege de socialisten, die alleen van volledige staatsassurantie weten willen, zonder bijdrage der werklieden. Maar nu heet het, dat de verzekering veel minder dan één frank daags zou zijn, alleen van 65 op 120 frank in het jaar zou worden gebracht. Is dit inderdaad zoo, dan kan de regeering rekenen op eene bespreking, die den
| |
| |
vrede in den lande zeker niet versterken, laat staan handhaven zou, in het geval wel te verstaan, dat onderhavig ontwerp van wet ter behandeling zou komen vóór de discussies over de herziening van art. 47 van de Grondwet, hetgeen de linkerzijde wel verijdelen kon.
Al kan het van nu af aan als zekerheid gelden, dat, zoodra het ontwerp tot die herziening in aanmerking genomen wordt - en het lijdt weinig twijfel of dit zal gebeuren -, de militaire wet aan de orde zal komen, en waarschijnlijk eene eendrachtige Kamer zal vinden. Dit is blijkbaar de vurige wensch der regeering. Minister de Broqueville heeft het met nadruk verklaard: ‘De gouvernementeele meerderheid zal begrijpen dat, zoo het Kabinet eraan heeft gehecht, dit deel zijner mededeeling het geheele Parlement voor te behouden, dit uit eerbied is voor de vaderlandsche gevoelens van al de leden der wetgeving. Wij hebben in deze geen onderscheid willen maken tusschen de eenen en de anderen, omdat de eer dezer dezelfde is als de eer gener... Wij laten aan uw verlicht geweten de zorg over, de plichten te berekenen die eer en veiligheid van België opleggen. Gij zult, ik weet het, handelen als vrije en fiere mandatarissen van een volk dat tuk op onafhankelijkheid is.’
Maar zoo de regeering in deze op veel tegemoetkoming kan rekenen, dan is dit zeker niet het geval - ik wees er herhaald op - in zake schoolwetgeving. De Broqueville is hierin bijzonder kort geweest. En 't beste: al heeft hij het ideaal der rechterzijde hoog gehouden, voorzichtig heeft hij de verwezenlijking ervan tot betere dagen verschoven...
Met veel beslistheid werden de volzinnen uitgesproken
| |
| |
aangaande het dreigement der algemeene staking. Het blijkt trouwens meer en meer in den lande, dat deze een zekere fiasco lijden zou. Men begrijpt dan ook goed de tamheid, gisteren door de socialisten betoond. Het kabinetshoofd heeft trouwens woorden uitgesproken, die ik te uwen behoeve reeds heb gespatieerd, en die vele verwachtingen, ik meen ten rechte, hebben gewekt: ‘Le gouvernement ne saurait considérer comme immuables les formules qui règlent l'excercice du droit électoral; les idées se modifient par le temps; l'expérience ouvre des horizons nouveaux.’ En dan verder dit, hetwelk als eene tegemoetkoming kan worden beschouwd: ‘Accepter par courtoisie la prise en considération comme cela a été suggéré, serait induire en erreur l'opposition elle-même, aussi longtemps que l'on n'a pas réussi à arrêter les préliminaires tout au moins d'un accord quant aux formules à substituer aux formules actuelles.’ Dat is iets als de schets van een programma der werkzaamheden; en, bevat in deze, niet meer dan elders, de gouvernementeele verklaring alleen beloften, de wijze waarop ze werden geuit is beslist genoeg om voortaan terugtrekking nog mogelijk te maken...
Zooals ze was heeft zij dan ook geen slechten indruk gemaakt, al kan men vooralsnog natuurlijk niet voorspellen wat ze, vooral in zake kiesrecht, inderdaad uitwerken zal... De tijd zal leeren.
N.R.C., 14 November 1912. |
|