| |
| |
| |
De politiek van den dag en de liberalen
Brussel, 30 October.
Lang al, en dikwijls, had de pers in de laatste maanden geklaagd over het gebrek aan eenheid in meening en werking, die men bij de leden der liberale linkerzijde van Kamer en Senaat vast moest stellen. Er toe genood of niet, gaf, in de lang niet klare omstandigheden waar de Belgische politiek in verkeert, deze of gene zijn oordeel, - een oordeel, dat vaak tegen dat zijner parlementaire medeleden inging; zoodat de liberalen in den lande, die zich plegen te richten naar de gedragslijn hunner mandatarissen, in hun oordeel aan het wankelen gingen, eene houding die, na de nederlaag van 2 Juni jl., alles behalve de gewenschte kon zijn. Natuurlijk had de vacantie aan dat gebrek aan onderlinge gebondenheid in woord en daad, de grootste schuld. Maar het is ook gedurende die vacantie dat eenerzijds de regeeringspartij de plannen heeft gesmeed die, naar zij verzekert, haar bewind moet versterken en bevrediging in den lande doen heerschen, dat anderdeels de socialisten de algemeene staking aan 't voorbereiden gingen die, er werd op gedrukt, een der punten van ook het liberaal programma, algemeen kiesrecht, verwezenlijken moet. Op een oogenblik nu, dat de rol der liberale Kamerleden van het allereerste belang kan zijn, geplaatst als zij staan tusschen hun politiek beginsel en de belangen van hun maatschappelijken stand - het gros van hun leger wordt immers door nijverheid en groothandel geleverd -, zag men in hunne rangen, zooniet de verdeeldheid, dan toch duidelijk gebrek aan overeengekomen eenheid heer- | |
| |
schen; het werd hoog tijd dat eene onderlinge afspraak het te volgen richtsnoer zou bepalen; het is dan ook met groote voldaanheid dat men hedenavond de algemeene vergadering der twee fracties van de liberale linkerzijde, vanochtend gehouden, en de zeer gelukkige motie, die daar het gevolg van is, vernomen heeft.
Helaas, tot het centraalorganisme, tot het hoofdbestuur der partij, allerwege gevraagd, en waar senator graaf Goblet d' Alviella met een nadruk, dien gij u herinneren zult, aangedrongen had, is het nog niet gekomen. De liberale partij, die dikwijls geleden heeft door gebrek aan tucht, zal de instelling, waar socialisten en katholieken hun besten ruggesteun in vinden, vooralsnog moeten ontberen. Wel heeft het bureau der liberale Kamerleden opdracht, een ontwerp daartoe voor te bereiden. Tot een gedegen geheel, tot een vasten vorm wist het bureau zulk ontwerp echter nog niet te brengen. Is het eenmaal klaar, dan zal het nog dienen overgemaakt, ter beoordeeling, aan al de liberale bonden van het land. Eerst later komt het organisme zelf tot stand... De vraag is of, in het hooger belang der partij en gezien den politieken toestand, men niet behoorde de zaken een weinig te bruskeeren, zooals b.v. de socialisten desvoorkamend ongetwijfeld zouden doen. Het mocht misschien bij sommigen misnoegen verwekken: de eenheid en stevigheid der actie zou er zeer zeker bij zijn gebaat.
Maar laat ons bij de motie komen die hedenochtend werd gestemd, en die van nu af aan met beslistheid de houding bepaalt, die liberale volksvertegenwoordigers en senators, zij mogen doctrinair of progressief zijn, in de politiek van den dag zullen aannemen. Deze dagorde werd bij eenpa- | |
| |
righeid, behalve negen stemmen, vastgesteld.
Eerst en vooral blijven de liberale linkerzijden van Kamer en Senaat bij het princiep van algemeen kiesrecht. ‘(Zij) verklaren opnieuw, in hun besluit van 2 Juli l.l. volhardend, dat zij in zijne algeheelheid hun programma handhaven, dat namelijk omvat algemeen stemrecht op 25-jarigen leeftijd met evenredige vertegenwoordiging.’
Dit neemt nu niets weg van het feit, dat een gedeelte der partij geenszins met de formule van zuiver en veelvuldig kiesrecht is verzoend, tenzij als taktisch middel. Al ligt het dan ook zeker wel in de bedoeling der liberale Kamerleden, het socialistisch stelsel met alleen verschuiving van leeftijd te blijven huldigen, nadere omschrijving ervan vinden wij in de motie niet, die aldus gewijzigde meervoudigheid niet uitsluit. Aldus wordt dan aan sommige leden de vrijheid gelaten, in voorkomend geval een regeeringsvoorstel bij te treden, dat eenheid en meer eerlijkheid in de kieswetten zou brengen, zonder eene grondwetsherziening noodig te maken. Hierin wil trouwens de partij geheel autonoom optreden. Zij zal, naar luid harer motie, ‘om der wille van de rechtvaardigheid en de rust’, ‘op het oogenblik dat haar het meest geschikt voorkomt, hare eigen initiatief aanwenden om bij het parlement een voorstel tot grondwetsherziening in te dienen.’ Grondwetsherziening wordt aldus een vraag van opportuniteit; zij wordt niet principieel doorgedreven; en neemt de regeering, zooals met nadruk werd gezegd, het voorstel over van ‘La Flandre libérale’, een voorstel waarover hier werd uitgeweid, dan bestaat er kans dat de meer-behoudsgezinde fractie der liberale linkerzijde voor een verzoeningsmaatregel zonder grondwetsherziening zou te winnen zijn.
| |
| |
Trouwens, zelfs waar geen spraak zou zijn van toegeving - alles zal hierin afhangen van de verklaring van minister de Broqueville, - wijst de liberale linkerzijde in haar geheel algemeene staking tot bekomen der kieshervorming af: ‘(zij) bevestigt den wil om de verwezenlijking ervan verder na te streven, overeenkomstig methodes en overleveringen der liberale partij: met pen en woord, en door de parlementaire werking.’
Aldus wordt het meer en meer duidelijk, dat de socialisten bij staking op niets anders zullen mogen rekenen dan op eigen krachten. Van zoo wat overal komt overigens het bericht, dat arbeidersbonden de staking verwerpen; de klein-handel vaardigt openbare manifesten af om de werklieden tot bezinning te roepen; meer en meer groeit de afkeer aan voor een maatregel, die ons maatschappelijk en oeconomisch leven moet verlammen. Dat de socialisten wel machtig genoeg zijn, om zonder verderen steun heel wat beroering teweeg te brengen, spreekt van zelf. Dat zij echter thans alle sympathie gaan ontberen, zal voor hen wel eene teleurstelling zijn. Zij hebben trouwens van nu af aan besloten, het bij de opening der Kamer te laten bij eene nogal schuldelooze manifestatie, in plaats van het algemeene volksopstand waar een oogenblik spraak van is geweest: een stoet zal socialistische volksvertegenwoordigers en senators naar hun lokaal brengen, en daarmeê uit.....
In zake legerhervorming zijn de liberale Kamerleden zeer beslist: ‘Met het oog op de gewichtigheid der buitenlandsche gebeurtenissen en de mogelijkheid van verwikkelingen, die, zonder voorzien te worden toch steeds dienen gevreesd, zijn zij van oordeel dat het, in het hooger
| |
| |
belang van het vaderland, noodig is de maatregelen te bespreken en aan te nemen, welke van aard zijn om de landsverdediging op doelmatige wijze te verzekeren.’
Hier is een zucht naar overeenkomst, naar eensgezinde werking der partijen in uitgesproken, die geheel ter eere der liberalen is. Worden de loopende, en trouwens geloovenswaardige, geruchten bewaarheid, als zou minister de Broqueville een ontwerp van wet neerleggen, waarbij het leger eindelijk op radikale wijze hervormd wordt, dan lijdt het geen twijfel of de aanstaande Kamer zal een schouwspel opleveren, dat wij er helaas al te dikwijls moeten missen: dat van een echt-vaderlandschen drang naar de oplossing van eene der belangrijkste vragen die zich, ook in een neutraal land, voor kunnen doen. En zijn er dan nog leden der rechterzijde die tegenstribbelen, dan zullen zij dit in de oogen van het land op hun geweten hebben.
Nog twee punten noemt de liberale motie als behoorend tot haar programma: de verdediging van het openbaar onderwijs en den schoolplicht, en de ouderdomspensioenen.
Dat het eerste niet ter behandeling zal komen zonder nieuw geharrewar, spreekt vanzelf al zal nu ook de schoolplicht beslist in de nieuwe wet staan en al wordt er de inleiding tot beroepsonderwijs ernstig bij ingericht. Tot bestudeeren hiervan heeft de minister vier hoogambtenaren op studiereis naar het buitenland gestuurd, hetgeen zeker tot degelijke voorbereiding van het nieuwe ontwerp eener schoolwet zal bijdragen. Het is goed mogelijk, dat deze wet ook onderwijs voor achterlijke kinderen voorziet en inricht.
De nieuwe, aangekondigde wet op de invaliditeitspen- | |
| |
sioenen zal, waarschijnlijk, eene meer-eendrachtige Kamer vinden. Bij pensionneeren zou de Staat voor het grootste deel tusschenkomen. De werkgever zou eveneens verplicht bijdragen; de werkman echter zou zijn bijdrage tot het pensioen verminderd zien, naarmate sparen op eigen initiatief of het aangaan van levensverzekeringen toenemen zou. Dit althans wordt van de aanstaande wet verteld, en door velen verwacht. Ongetwijfeld wordt hier trouwens eene formule gevonden, waar heel de Kamer het eens over worden kan.
Intusschen heeft de liberale linkerzijde, blijkens hare motie, begrepen welke groote rol zij als verzoeningspartij, als in vele vragen neutraal korps, spelen kan. Het lijdt geen twijfel of hare houding zal niemand teleurstellen.
N.R.C., 1 November 1912. |
|