| |
| |
| |
De rechterzijde en het algemeen kiesrecht
Brussel, 8 September.
De heer Emiel Vandervelde, behalve socialistisch Kamerlid in België, een befaamd socioloog over heel Europa, en natuurlijk meer bepaald in de partijkringen is, geniet, wat zelfs voor een vertegenwoordiger der arbeiderspartij niet te misprijzen is, een aanzienlijk fortuin; en, daar de zucht tot reizen hem aangeboren is, verteert hij een gedeelte zijner benijdenswaarde inkomsten gedurende de vacantiën, die de Belgische politiek hem gunt, in de sleepingcars der internationale spoorwegen. Hij doet dit echter niet alleen voor zijn genoegen: hij weet het nuttige aan het aangename te paren, en moest aldus, naar de bewering van Horatius, aller instemming verwerven. Dit is nochtans geenszins het geval. Immers, wat de heer Vandervelde nuttig acht, is niet gemaakt om ieder dankbaar te stemmen. Want wat hij op zijne vacantiereizen doet: propagandeeren voor de algemeene staking, die bij ons dreigt, zoo in November a.s. de socialistische eisch van algemeen kiesrecht door de Kamer niet wordt ingewilligd. Hij is, meen ik, eerst in Engeland geweest; daarna heeft hij de Scandinavische geestdrift ontketend; thans bewerkt hij Spanje en Portugal. Overal geniet hij den grootsten bijval; niet alleen wordt hem moreele, maar ook financieele steun toegezegd, hetgeen voor de Belgische nijverheid als voor de Belgische politiek nu juist niet geruststellend is. De socialisten hebben trouwens niet op de toegezegde hulp van buiten gewacht, om de staking voor te bereiden. Gij weet dat zij machtige stakingskassen bezitten.
| |
| |
De werklieden zijn verder op eigen initiatief gaan sparen. Wel hebben sommige liberale bladen twijfel geopperd, of het op den weg hunner partij lag, de staking werkdadig bij te treden en te steunen, al staan alle er het goede recht van voor: het lijdt echter geen twijfel, of rijke liberale politici zullen geldelijke hulp verleenen, temeer daar onder liberale werklui de geestdrift voor de geëischte hervorming niet minder is dan bij de socialisten: ik heb het daareven nog mogen vaststellen bij het voorbijtrekken van den stoet van den Vlaamschen Liberalen Volksbond, die, pas twee jaar geleden gesticht, het toetreden van zijn vijftienhonderdste lid vierde. En dat de werklieden der katholieke, zoogezegd anti-socialistische bonden (feitelijk kringen die op de groote socialistische coöperatieven afgekeken zijn), in de staking zullen medegesleept worden en er van lieverlede den geest van zullen overnemen, lijdt haast geen twijfel. Gij hebt hier trouwens de bedenkingen kunnen lezen, waar het stakingsdreigement één der leiders van deze klerikale werklieden, het Kamerlid Verhaegen, toe geleid heeft: zullen zij, niet alleen vanwege de stakers maar ook vanwege de patroons, tot staken gedwongen worden, met het gevolg van allerlei gebrek? En zal dit dreigend gebrek ze niet tot vrijwillige stakers maken, die aldus hun deel uit de stakingsfondsen hebben kunnen?
Aanvankelijk had men de voorspelling van algemeene staking in de regeeringskringen niet zoo heel ernstig opgenomen. Men scheen er te twijfelen aan den noodigen durf, en zelfs aan de mogelijkheid der organisatie. En, bij de kwasi-algemeene verzekering der socialisten, dat de staking vreedzaam zou zijn, hadden de opportunisten
| |
| |
der rechterzijde gemeend, dat toegestane inachtneming van het voorstel eener grondwetsherziening leidend tot een ontwerp van wet tot bekomen van algemeen kiesrecht, voldoende zou zijn om de geesten te bedaren en de staking te beletten. Maar dit blijkt nu niet het geval te zullen zijn. De aanstaande stakers zijn vastberaden: hun weerstandsvermogen groeit aan van dag tot dag; dat zij zich met schijn of met beloften zullen laten paaien, is niet meer te denken. En nu de jong-katholieken ook met meer beslistheid hunne genegenheid voor algemeen kiesrecht gaan betuigen, is er onder de behoudsgezinde fractie der regeeringspartij beroering ontstaan. Daarvan geeft ‘Le Bien public’, van Gent, blijk in een artikel, dat symptomatisch is, en niet zonder reden werd opgemerkt.
‘Le Bien public’, gij weet het, is het blad der Belgische bisschoppen, en, op politiek gebied, het orgaan der oud-katholieken. 't Bewijs van zijn invloed vindt gij, b.v., in het feit, dat in zijne bureelen de beruchte schoolbon, het struikelblok waar het schoolwetsontwerp-Schollaert over tuimelen en vallen zou, geboren werd en door zijn eigenlijken vader, kanunnik Temmerman, over de doopvont werd gehouden. Dat het blad nu aan het algemeen kiesrecht een artikel wijdt, hetwelk wel geen toetreding is, maar dan toch te vol reticenties zit om ieder, die de ‘manier’ van deze redactie kent, niet te wijzen op een kenteren in de gevoelens, een tasten naar de opinie van sommigen die in de zaak geen uitspraak hebben gedaan, een aarzelen in de partij die te kiezen is, een zoeken naar de positie die bij de heropening der Kamer zal te nemen zijn, eischt de aandacht op. Ik vertaal, spatieer waar het pas geeft, en voeg er tusschen haakjes een paar
| |
| |
opmerkingen aan toe:
‘Vóór 1893, stond een belangrijk aantal katholieken het algemeen kiesrecht voor. (Onder anderen de heer Woeste.) Het meervoudig stelsel was te dien tijde weinig bekend, en scheen alle kansen van welslagen te ontberen; zoo kwam het sommigen voor, dat men de demokratische hervorming van het kiesrecht niet dan door algemeen kiesrecht kon volvoeren.
De formule-Nyssens (meervoudig stemrecht zooals het thans wordt toegepast en dat terecht beknibbeld wordt: ik liet meer dan eens uitschijnen waarom), die uit de Constituante van 1893 is ontstaan, heeft in aanzienlijke maat de rangen der katholieke kampioenen voor algemeen kiesrecht gedund. Deze formule heeft immers al de burgers inderdaad tot de verkiezingen toegelaten, al werd dit aan zekere onderstellingen van politieke bevoegdheid onderworpen.
Nochtans behielden sommigen onzer vrienden hunne sympathie voor onorganisch algemeen kiesrecht. Enkelen zelfs, wier sympathie lange jaren zeer platonisch was, maken gebruik van de tegenwoordige socialistische beroering, om er opnieuw uiting aan te geven, hetzij ze algemeen kiesrecht onderwerpen aan de toelating van vrouwenkiesrecht, hetzij zij onvoorwaardelijk de socialistische formule aannemen.
Deze laatste zijn uiterst zeldzaam, zooals men wel denken kan. En hun stem vindt geen weerklank in hunne eigen partij (ten bewijze dit artikel!). Maar de socialistische pers doet, daarentegen, alsof zij bijzonder gewicht hecht aan hunne verklaringen. Zij meent in deze een voorteeken te zien van eene beweging die binnenkort eene algeheele
| |
| |
capitulatie voor de eischen der uiterste linkerzijde meesleepen zal....
De tucht in onze partij eischt niet dat al de katholieken in zake kiesrecht afstand zouden doen van hun eigen oordeel ten voordeele van de meening der overgroote meerderheid. Wij houden echter het initiatief van enkele alleenloopers voor ontijdig en spijtig, waar zij, zonder eenig gezag, op eigen hand formules van overgang, die, met algemeen kiesrecht als inzet, op algemeen kiesrecht uit moeten loopen, voordragen.’
Met al hare voorzichtigheid is de houding van het blad duidelijk: het wil, voor het oogenblik, van geen algemeen kiesrecht weten, verwerpt alle verantwoordelijkheid in zake voorstellen en transactiemiddelen, voorgestaan door ‘alleenloopers’ (‘des isolés’ als de heer Mélot), maar erkent dat de partijtucht hier geen absoluut-weigerende houding eischt, en dat men zich op eene zekere traditie kan beroepen om, waar de opportuniteit ervan zich voor mocht doen, weêr tot het voor 1893 in grooten getale voorgestane algemeen kiesrecht terug te keeren. Dit wil eenvoudig zeggen: wij verwerpen de discussie niet, al zijn wij ‘in overgroote meerderheid’ tegen de hervorming. Het wil zeggen: wij erkennen dat wij, gezien de omstandigheden, gezien de oneenigheid in onze eigen partij, en niettegenstaande onze meerderheid, ons dienen bezig te houden met de houding, aan te nemen tegenover de eendrachtige linkerzijde, waar ook vele liberalen eigen voorkeur voor algemeen belang der oppositie prijs hebben gegeven. Al vinden wij dit nu ook wel spijtig....
Het komt in deze wel te verstaan niet aan op verdediging of afkeuring: ik wilde alleen wijzen op het feit,
| |
| |
dat thans ook onder de meest behoudsgezinde klerikalen, naar aanleiding der propaganda van de vereenigde linkerzijden, zeer duidelijke, hoewel niet openlijk erkende, en met alle mogelijke voorzichtigheid voorgedragen beroering heerscht. Zij bekennen het gevaar, hetgeen het begin is der wijsheid, 't zij ze tot verweer, 't zij ze naar overgave leide. Het verweer, men mag het vreezen, zal op algemeene staking afstooten, - waar heel wat katholieken bij te verliezen hebben. De overgave zal kunnen worden beschouwd als eene nieuwe capitulatie der katholieke partij: de ‘Bien public’ verklaart het zelf. Wat zal de toekomst, de dringende toekomst bieden?....
Van nu af aan mag worden vastgesteld, dat leerplicht de eerste plaats inruimt voor kiesrecht. Ik schreef u reeds dat sommige katholieken bij het toekennen van kiesrecht een modus van leerplicht naar eigen inzichten hopen te koopen. Zij konden zich echter wel, bij de hardnekkige houding der linkerzijde, vergissen.... Terwijl het algemeen kiesrecht, eenmaal toegestaan, hun moreel gezag niet verhoogen zal.
N.R.C., 10 September 1912. |
|