Leon de Lantsheere †
Antwerpen, 27 Augustus.
Midden in de congresdrukte komt ons de minst-verwachte tijding treffen: Léon de Lantsheere, hoogleeraar, oudminister van Justitie, is, nauwelijks vijftig jaar oud, plots gestorven, in volle kracht, in volle geestelijke werkzaamheid, op een oogenblik dat juist van hem als van een nieuw voorzitter der Kamer van Volksvertegenwoordigers gesproken werd.
De mare zal zeker opschudding verwekken. Immers, niemand aan de rechterzijde genoot evenveel onverdeelde waardeering en achting zijner politieke strevers als dezen, zoo bijzonder jong uitzienden, kleinen, maar eleganten, flinken en uiterst-beschaafden man. En wel het meest misschien omdat hij zoo weinig een politicus was, zooals wij er helaas te veel tellen: zijne bezadigdheid en zijne eerlijkheid stelden hem boven kleine krakeelen. Men hoorde hem niet dikwijls in de Kamer, men luisterde te beter als hij sprak. Nooit mengde hij zich in persoonlijkheden; slechts de hoogere vraagstukken lokten hem aan. En het zal ook wel daaraan te wijten zijn dat hij zich meer en meer uit de politiek scheen terug te willen trekken, - uit de soms wel heel enge, bedroevende, kleingeestige Belgische politiek, om zich te wijden aan zijne lievelingsstudieën: mechanica en wijsbegeerte. Want deze zeer knappe jurist, eminent hoogleeraar te Leuven, was een zeer bedrijvige en zeer eclectische geest. Weinigen in België kenden Hegel als hij; niemand toonde tevens meer belangstelling voor al de nieuwe uitvindingen. Hij gold