niet onmogelijk is, al is het gevaarlijk daar nu reeds over te prognosticeeren.
De socialistische partijdag heeft dus niets gebracht, dat er niet bij voorbaat van verwacht kon worden. Alleen is het prettig geweest te zien, hoe onder de leiders, die allen tegen het onmiddellijk uitbarsten der staking en tegen daden van geweld zijn - het spreekt van zelf! -, de meeningen verschillen aangaande den te volgen weg. Hier kwam ieders persoonlijkheid, beïnvloed daarenboven door de groep waar ieder uiting van was, voortreffelijk bij uit: de politieke omzichtigheid van Vandervelde; de wel wat dilettanterige doordrijverij van Destrée, de nogal grove sluwheid van Hubin. En het was een spektakel, aangenaam om aan te zien.
Maar het was iets anders toch nog, en iets beters: het was, bij wijlen, een prachtig feest der welsprekendheid, ook voor de niet-socialisten, die in de zaal aanwezig waren.
Want de vergadering was openbaar. En dit gaf zelfs, heel bij den aanvang, aanleiding tot een incident, dat ik u niet verzwijgen mag.
Gij moet weten: tot de zitting was heel de pers, ook de katholieke, uitgenoodigd. Was zij het niet geweest, dan zou zij waarschijnlijk toch gekomen zijn, vermits geen verkenningsteeken, vermits geen parool waren noodig geacht, om tot de vergadering toegelaten te worden. Een groep mijnwerkers nu vond die gastvrijheid misplaatst: de klerikale, neen, de geheele burgerpers, hoewel uitgenoodigd, moest buiten. De reden: de meeningen zouden verkeerd worden geïnterpreteerd door bladen die het monopolium der leugen in pacht hebben. En zoo zouden dan even-