loop tegen de katholieke overheersching te wagen: in twee jaar kan zooveel gebeuren, kan de regeering zooveel partijwetten doen stemmen, niettegenstaande het heftigste verweer, niettegenstaande verwoede obstructie....
Aldus redeneeren de liberalen. Men begrijpt dan ook hunne woede. Hoe Paul Hymans ook de kalmte aanrade, het doet niet prettig aan, zich den verslagene te weten. Want het dient wel bekend: het is de liberale partij vooral, die het onderspit delft. Hare eenige aanwinst, te Brugge, gaat naar priester Fonteyne, die, op eene zelfde lijst geplaatst met den liberaal Thooris, het op dezen, dank zij de voorkeurstemmen, die hij behaalde, wint. En nu zal priester Fonteyne in de meeste gevallen wel links stemmen: een liberaal is hij daarom nog niet.....
Dat de katholieken triumph kraaien, spreekt vanzelf. Het status quo ante hadden zij wel gehoopt; sommige pessimisten links hadden die hoop versterkt. Het zou hunne positie voor een tijdje hebben gered. Misschien zouden zij er aldus hun schoolwetsontwerp hebben doorgekregen. Maar zij wisten wel, dat het hun daarna al heel moeilijk zou zijn geweest, nog verder te regeeren. De oppositie zou hun het leven onmogelijk hebben gemaakt, en het leed twijfel voor niemand, of de toestand zou hebben geleid naar een zakenkabinet, en zelfs misschien wel naar eene nieuwe Kamerontbinding. Nu zijn de kaarten echter geheel gekeerd. Met eene meerderheid van 14 à 16 stemmen kan men regeeren, zonder vrees of vaar. Als men eenigen durf bezit, kan men zelfs de verzwakte liberalen negeeren. De socialisten weliswaar hebben vier zetels bijgewonnen: zij zijn eene macht, die rijst in den staat. Hun anticlericalisme is echter nimmer zoo heftig geweest, als dat