| |
| |
| |
De groote dag
Brussel, 2 Juni.
Half-twee in den middag. - En ik kom, moegeslenterd van den urenlangen ontdekkingstocht door de hooge en lage straten van het verkiezings-Brussel...
Het regent. Heel den ochtend al valt een slappe, moede regen uit een lamme, benauwde lucht. Het weer is zwoel en dubbelzinnig. Het is zoowaar of iets geniepigs wordt voorbereid, eene onaangename en teleurstellende verrassing. Ik ben vanmorgen negen uur al uitgegaan, van kiesbureau naar kiesbureau; ik ben u immers trouw verslag schuldig van een dag, die misschien historisch zal heeten. Vandaag misschien wordt een nieuwe tijd ingeluid, die België.... Maar dit mag geen meeting-redevoering worden: alleen een trouw verslag. En ik kuier door de kleverignatte straten, die, ondanks de menigte, niet gezellig zijn; de zwoele, vreemde regen-straten waar geen geestdrift door jubelt, en als eene haast-pijnlijke verwachting in hangt.
Want de woede en de moedwil van gisteren-avond zijn gevallen. Tot in den nacht is de atmospheer vol uitdaging geweest. De schetterende muziek sloeg te heldhaftig in de verst-afgelegen wijken in het gezicht. Gejuich en gevloek werd u op den stormwind toegewaaid. En het verluidde dat de baldadigheden der vorige dagen niet hadden opgehouden. De klerikalen hadden zich op den aanslag, waar de afgevaardigde Colfs onder geleden had, althans bij dreigementen gewroken. Men had geschoten, vertelde men, naar den liberalen kandidaat Devèze. In eene woelige ver- | |
| |
gadering te Schaerbeek waren revolverschoten losgeknald. En de leerlingen van het liberaal Athenaeum waren na de lesuren strijdvaardig losgerukt op de katholieke benden van het Sint Bonifacius-gesticht..... Er was geur van solfer, er was ophitsende zuurstof in de lucht, die, ook in feitelijken zin, vol electriciteit hing. En men vreesde voor vandaag, niet het minst nog vanwege de weinig-kalmeerende provocatie van patrouilleerende gendarmes en de versterkte bezetting die, naar het heette, in de casernes, onder de wapens, gereed lag om op de menigte los te stormen. Een blad had trouwens de aanhitsing zoover gedreven, dat het den prijs van een goed ‘verdedigingsmiddel’ had afgekondigd. Zoodat men van de aangevuurde gemoederen het ergste vreesde.
Het gaat er echter heel kalm toe. Ongewoon is alleen het groote getal dronkaards die men ontmoet. 's Zondags wordt te Brussel, van heel vroeg in den morgen al, meer gedronken dan de meeste magen verdragen kunnen. Vandaag bereikt echter het verschijnsel zijn toppunt, men ontmoet ze, van vóór tien uur al, de tallooze diep-mijmerende, gewichtig-bij-zichzelf-redeneerende, enthoesiastischzingende, of grondeloos-wanhopige kiezers, die, de liberale korenbloem of de socialistische roode anjer in het knoopsgat (ik heb niet vermogen te ontdekken hoe de katholieke drinkebroers zich wenschten te onderscheiden) hun recht en hun plicht tot heil van het vaderland waren gaan uitoefenen. Ik ga ze zonder weerzin voorbij; alle teeken van belangstelling in de res publica is me heilig, en wie den moed om zijne overtuiging zóó ver dringt, dat hij er zich om bezuipt, bewijst dat hij zich aan de kommervolle toekomst niet ongelegen laat.
| |
| |
En zoo kom ik op de Groote Markt: het eerste kiesbureau dat ik bezoeken wil. - Als iederen Zondagochtend is het vogelmarkt op het Forum der Brusselsche gemeente, en als iederen dag bloemenmarkt. Ik loop tusschen de kooien waar duiven en doffers aan 't vrijen, waar papegaaien aan 't schetteren, waar vinken aan 't wippen zijn. Honderd menschen staan om eene ruime kerie waar tien jonge eksters wijdbeks op 't voeder hopen, dat hun schraal en bij lange tusschenpoozen wordt toegeworpen. In een heel klein getralied hokje hurken bibberend twee Kongo-aapjes, wimperend de verbijsterde oogen, elkander omknellend en nu en dan wanhopig gillend. En de kooplui hunne waren aan het prijzen: ‘Hier hebt ge la merveilleuse, voedsel om jonge kanaries te leeren zingen! - Wie koopt wormen voor zijn merel? - Du mouron pour les p'tits oiseaux!’ Aan de andere zijde der plaats staan de bloempotten - rhododendra, geraniums, hortensia's - gestapeld, liggen rozen en leliën en anjers opgehoopt; heel de vochtige lucht is van hunne geuren bezwangerd, gaat u eene koopster voorbij, de zware schoof in den arm, dan stijgt u eene bedwelming naar het hoofd.... - Maar ik zou u spreken van het kiesbureau, dat in het stadhuis is geïnstalleerd. En ik moet u eerlijk bekennen: het biedt niets bijzonders aan, dit kiesbureau. Een politieagent, met rechts en links een man, die een groote plank draagt, waarop een 4 en een 5: de volgcijfers van de liberale en van de socialistische kiezerslijsten.
Een paar stappen verder, twee verkleumde meisjes in 't wit die over de schouders een sluier dragen waarop de bede: ‘Sauvez nos écoles’, en die blauwe korenbloemen met smeekende blikken te koop bieden. En verder mannen
| |
| |
die u strooibriefjes van alle kleur in de hand stoppen... Ik vraag aan den agent: ‘Niets gebeurd?’ Hij knikt glimlachend neen, en met een breed gebaar wijst hij mij de deftige burgers aan, die zeer plichtbewust in en uit het stadhuis gaan. Met zulke lui gebeurt inderdaad niets.... Ik gun een sympathieken blik aan de Leeuwenvlag, die aan den gevel van het ‘Vlaamsche Huis’ hangt te druipen; merk daarna den grooten witten lap, die aan den gevel der ‘Wolvin’, het liberale lokaal, vanavond de eerste uitslagen bekend zal maken, en ga me verder wagen, als luid applaus mijn oor treft. Eene chieke dame, in zwartsatijnen mantel, heeft op de markt van die groote, broze, roode kollebloemen gekocht; zij keerde ermeê naar huis, als zij door eene bende socialisten werd opgemerkt; en deze brengen haar eene ovatie....
Van het stadhuis ben ik naar de hooge stad, de aristocratische wijk gegaan: misschien zou het bureau der Regenciestraat het bijzondere bieden, dat ik tevergeefs op de Groote Markt zocht. Ik kom door straten, waar de Zondagmorgen, gezet en rustig, als heer en meester heerscht. Geen opgewondenheid dan van de voorbij-ijlende auto's, die, versierd met blauwe vlagjes, zieke of kreupele kiezers afhalen of terugvoeren. In de Montagne-de-la-Cour merk ik aan een winkelraam een affiche, waarop Hymans, Woeste en Vandervelde elkander den arm geven. Erboven staat, het ‘A bas la calotte’, den strijdkreet van den dag parodiëerend: ‘A bas la cam'lotte: ici on ne vend que du bon!’... Ik kom voorbij de musea: zij zijn van wege de verkiezingen gesloten. Men mocht eens de Rubens'sen als doorslaande argumenten willen gebruiken!... En als ik aan het bedoelde kiesbureau kom, is er nog on- | |
| |
eindig minder te zien dan aan het stadhuis. Weêr vraag ik aan den agent, die van dienst is: ‘Niets gebeurd?’ Maar met verachting haalt hij zijne schouders op: hoe kan ik zóó iets, in deze aristocratische straat....
Dan maar in de volkswijken naar het sensationeele gaan zoeken, dat ik in de lagere, middelbare en hoogere burgerij niet ontdekken mocht... En langs de drukker en drukker wordende straten, daal ik, tot onder het Paleis van Justicie, naar de Hoogstraat en het Marollen-kwartier af. Hier heerscht eene blijde opgewondenheid, die heldhaftig het socialistische Volkshuis uitwappert. Dit reeds is de uitgelatenheid der overwinning. Honderden dringen het lokaal buiten en binnen. Op de stoep staat, tusschen mannen en vrouwen die brochures en strijdblaadjes met overtuigende drukte aanbevelen, een meisje met opvallend Spaansch type, dat roode bloemen verkoopt: het nalevende oirbeeld der inquisitorische benden van Alva, die 't Vlaamsche volk het Roomsche juk op de schouders drukten, en die zich thans gestraft zien door hun eigen nakroost, dat hier als een beeld der wrake het symbool is der vrijgevochten Vlaamsche democratie. (Ik ben heel blij dat ik, met dezen volzin, misschien eenig gewicht in de weegschaal dezer verkiezingen leg, - al kom ik daarmede helaas wat laat).... De rumoerende Hoogstraat viert hoogtij; de menigte is er luidruchtig en uitgelaten. Men zingt en tiert er, tenzij men er... mosselen aan het eten is. Want rond de heerlijke gotische kerk, die de straat in twee snijdt, staan twintig, dertig mosselkarren. Gillende wijven ontsluiten er met een nijdig mes de nijpende bivalven. En de mannen, die, door de ongewone kiesbedrijvigheid, honger hebben gekregen, slurpen de blanke weekdieren,
| |
| |
waarna ze, vanwege het zout, dorst hebben, en zich lesschen gaan in de tallooze ‘staminee's’, waarde orchestrions en de pianino's hunne woede botvieren. Ik-zelf ga me documenteeren in het taveernken ‘de Vette Luys’, eene gelegenheid die de Vlaamsche, en zelfs sommige Hollandsche, dichters goed kennen. De waardin die, als naar gewoonte, achter hare toonbank eene sigaar aan 't rooken is, lacht mij vriendelijk toe. Aan de wankele tafels bralt de discussie. Men ziet wel dat het Belgische volk zich tot plicht heeft gesteld, den politieken toestand te doorgronden. En men roept, en men vloekt, en men slaat met dreigende vuisten op tafel, - tot opeens eene groote stilte invalt: een bekend gekraak en gekreun heeft aangekondigd, dat de phonograaf aan het woord komt. En met heilige stilte luistert men naar Caruso, die pathetisch en door zijn neus de groote aria uit ‘Floria Tosca’ huilt, en alleen onderbroken wordt door den onrustigen papegaai in zijne glimmend koperen kooi, die gilt: ‘A bas la calotte!’
Weêr op straat, in de woelige menigte, tusschen de dubbele rij druipende vlaggen, onder de lichtgirandolen die over de straat zijn gespannen en vanavond de wijk in lichterlaaie van kleurige gasvlemmetjes zullen stellen. Is men dan zoo zeker van de overwinning? Welnee, het is immers de kermis van de wijk, die alleen zoo vriendelijk is geweest, met de verkiezingen samen te vallen!... - En weêr kom ik voorbij een kiesbureau, en ik vraag aan den agent: ‘Niets gebeurd?’ En deze drukt mij de hand, vol verstandhouding, en: ‘Waarom zou er iets gebeuren?’, vraagt hij mij glimlachend en met diepzinnigheid...
Het is etenstijd geworden. Weêr keer ik, langs de leeg- | |
| |
geloopen straten der hooge stad, naar huis. Ik ontmoet braaf-vaderlijk een Kamerlid met twee zijner kinderen. Hij doet alsof er waarlijk niets aan 't gebeuren was. En ook hem vraag ik: ‘Niets voorgevallen?’ Hij antwoordt mij, een beetje mismoedigd: ‘Het regent immers! Gebeurt er iets in België als het regent?’ Dat Kamerlid vergeet zoowaar dat het bijna altijd regent in ons vaderland. Zal er dan nimmer, nimmer iets gebeuren?... Helaas, vanochtend is het voor den azenden journalist al heel weinig sensationeels gebeurd, in de zwoelte, onder den langdurigen en tragen watervloed....
* * *
Zeven uur 's avonds. - Het regent niet meer. Maar wees gerust: straks herbegint het.
Toen het tegen vieren ophield, ben ik weer naar buiten geloopen. En nooit heb ik mijn Zondagnamiddag-Brussel stiller gezien. De groote kies-bezigheid heeft de hoofdstad blijkbaar uitgeput; zij is ingedut, de hoofdstad, en niets schijnt bij machte te zullen zijn, haar in hare rust te storen. Want de elementen, die anders wat beweging brengen in het Zondag-Brussel van vlak na den middag, de plattelandsbewoners nl., ontbreken vandaag geheel. Zoodat ik mij weer maar eens moet laten welgevallen, dat de twee eerste hexameters van ‘Hermann und Dorothea’ mij door het geheugen spelen... Brussel slaapt de siësta; wie het niet doet in bed of in zijn zetel, doet het in een rijtuig. Want vele van de drinkebroers, die ik van ochtend over straat zag loopen, hebben blijkbaar hunne
| |
| |
woonstede niet teruggevonden, of dreven hun civisme zoo ver, dat zij verkozen, een, nochtans nuttig, middagmaal op te geven voor de kennis van het lot, dat België binnen enkele uren, en misschien veel rasser dan men denkt, beschoren zal zijn. Moegewandeld, hebben zij echter verkozen de blijde verwachting in eene huurkoets te gemoet te rijden. En dat zij in dezelfde slapenszwaar zijn geworden, zult gij zoo beleefd zijn te wijten aan het waarlijk drukkend en vochtend zoel weder...
Het bleef dan heel rustig tot ongeveer zes uur. En daar de regen over was (maar wees gerust: straks herbegint het!), en het middagdutje daarenboven uitgeslapen, wagen zich de Brusselaren weer op straten en pleinen. De meeste echter niet als wandelaars, maar onder de gedaante van muziekkorpsen. Deze muziekkorpsen waren even talrijk... als iederen Zondag. Ik wil zelfs mijne verbeelding geweld aandoen en beweren, dat zij talrijker waren. Daarentegen droegen de muzikanten korenbloemen aan het knoopsgat en speelden zij politieke muziek. Nooit zal de handel in korenbloemen meer hebben opgebracht dan heden: - maar hoe jammer moet het er uitzien in het wuivend graan, dat al mooi in de aar moet staan, maar tevens aldus haar mooiste sieraad van eêle blauwe verwe moet derven!... Ik geef echter toe dat, zoo te dien prijze de toekomst van België wordt gekocht, ik niet verder klaag over de ontsiering onzer korenvelden...
De muzikanten - zij spelen in dezen verkiezingsnamiddag, behalve politieke muziek, eene rol, die belangrijk genoeg is om er even stil bij te blijven staan - dragen voor een goed deel ook roode bloempjes in hun knoopsgat. Het zijn echter bloemen die zelfs Linnaeus moeilijk zou
| |
| |
hebben thuisgebracht in eene bepaalde klasse. Want zij werden niet rechtstreeks aan den vaderlandschen grond ontrukt, noch zelfs ontleend. Zij werden namelijk gemaakt uit linnen of uit papier. Eene interessante kleinnijverheid heeft ze voor deze muzikale knoopsgaten klaargemaakt. En in deze verkiezingsatmospheer vraag ik mij af, of zij, die aldus voor de Belgische industrie werkten, niet meer lof en stemmen verdienen, dan dezen die aan de zee der aren hun fraaiste tooisel met Wandalenhanden ontrukten....
Aan deze beschouwingen, o lezer, kunt gij bemerken dat op dit oogenblik te Brussel blijkbaar en werkelijk niets gebeurd is. De muziek toetert. De wandelaars wandelen. De regen valt steeds niet meer. Deze Zondagnamiddag is allesbehalve revolutionair.
De eerste avondbladen verschijnen, terwijl ik dit aan 't schrijven ben. Zij leeren ons dat het in de provincie even kalm is afgeloopen als in de hoofdstad, al had men hier en daar de burgerwacht opgeroepen en gewapend met heusche kogels. Nochtans heeft de ondervinding geleerd hoe gevaarlijk kogels zijn in de handen der burgerwacht. Terwijl ik dit nieuwtje lees denk ik aan onze arme Brusselsche soldaatjes, die, onder het geweer, gewapend tot aan de tanden, in hunne casernen opgesloten zitten. En nu weet ik waarom al de dienstmeisjes, die ik vandaag ontmoette, er zoo wanhopig uitzagen.
Het is nu bij acht uur; de eerste bekende uitslagen worden mij telefonisch medegedeeld. Men kan er, natuurlijk, niet het minste gevolg uit trekken. Trouwens, vóór morgenmiddag zal wel geen einduitslag op te maken zijn. De cijfers, die ik thans heb, schijnen het status quo te Brussel en te Antwerpen te voorspellen. De zetel, dien
| |
| |
de liberalen te Luik hoopten te winnen, zou verloren zijn. Eveneens te Rouselaere. Het kartel zou daarentegen in de provincie Henegouwen heel veel gewonnen hebben. Terwijl het vast zou staan, dat de christen-demokratische priester Fonteyne te Brugge zijn Kamerzetel veroverd heeft. Dit alles echter berust vooralsnog op gissing: verdere cijfers kunnen mij zeer goed tegenspreken. En ik herhaal: niet heden zal men weten, wat de Groote Dag aan België bracht...
* * *
Het heeft niet verder geregend vandaag.
En het is nu ook op straat heel druk geworden. De klok heeft over elven. Weldra maakt de Groote Dag plaats voor een opvolger. Maar nog steeds golft de menigte, thans voorgoed ontwaakt, en werkelijk belangstellend.
Ik kom terug van de Groote Markt, die zwart van volk was: eene massa van duizenden hoofden, allen gekeerd naar het heldere transparant der ‘Wolvin’, waar de opvolgenlijke uitslagen op afgekondigd worden. Telkens als de uitslagen voor liberalen of socialisten gunstig zijn, gaat een lang gejuich onder de menigte op. Er wordt maar heel weinig gefloten. En het blijft dan ook alles veel gemoedelijker dan de overheid had verwacht. En daar zal zich wel niemand over beklagen, dan misschien de gekerkerde soldaatjes....
Ik ben ook naar het Volkshuis geloopen. Ook daar heeft men een lap uitgehangen, waar de cijfers op geprojecteerd worden. Het is er niet minder druk, en het is er veel geesti- | |
| |
ger. Deze dag is voor de bewoners van deze wijk een echt feest. En wie gehoopt had, of gevreesd, dat heel dit jolig volkje vandaag een getergde bende oproermakers zou zijn geworden, heeft zich vergist.... De lichtgirandolen gloren en gloeien er; de danszalen lokken er met al de vuren van hunne rood-gapende klatering; meer dan ooit schetteren of galmen er orchestrions en phonografen. Terwijl tusschen de pret-makende oer-Brusselaars, de meisjes met het vette kapsel, en de jongens met een apachen-uitzicht dat echter vol goedigheid is, de donkere Italianen uit de Waaierstraat, de orgelmannen die in Brussel's voorsteden op hunne pianino's hun teeder heimwee uitzingen, zwijgend en eenzaam rondkuieren, strakke verbaasdheid op hun matgeel gelaat....
Maar neem mij niet kwalijk: het wordt tijd dezen brief te posten. Ik ga op de laatste inlichtingen uit....
Zij zijn voor de linkerpartijen niet troostend, de laatste inlichtingen. Uit wat wij thans aan uitslagen bezitten kan men opmaken, dat de katholieken zegevierend uit den slag zullen treden, en zelfs met eene aanmerkelijke vermeerdering van stemmen. Een vlugge berekening - zij is niet van mij - zou erop wijzen, dat hunne meerderheid van zes op twaalf zetels zou stijgen. Eindresultaten zullen wij niet hebben vóór morgennamiddag vier of vijf uur. Alle berichten zijn dus vooralsnog voorbarig. Maar op minstens tien zetels meerderheid rekenen de katholieken in elk geval, en men twijfelt niet of zij zullen ze bekomen.
Ziedaar het laatste nieuws. Ik kan er nog aan toevoegen, dat alles kalm blijft. Het publiek is trouwens nog niet met de nederlaag der linkerpartijen bekend. Het is maar
| |
| |
te hopen, dat het morgen even kalm afloopen zal als vandaag.
N.R.C., 3 Juni 1912. |
|