| |
| |
| |
Binnen tien dagen
I
Brussel, 23 Mei.
Nog slechts tien dagen, zeggen liberalen en socialisten, en wij zijn voor goed ontslagen van de klerikale tirannie! - Nog slechts tien dagen, zeggen de katholieken, en gij zult zien of wij als regeeeringspartij versleten zijn!
Gij weet hoe moeilijk het is, in deze te pronosticeeren. Is het de kalme beslistheid van rechts, is het de geestdriftige bravoer van links, die ons als vingerwijzing naar de triumphator moeten dienen? In de laatste dagen schijnen de kansen naar links te gaan neigen, maar, wat ook deze hopen of gene vreezen ga, dit is misschien maar schijn. Immers, de liberale en socialistische propaganda wordt men in de stad beter gewaar dan de katholieke, omdat de regeeringspartij het op het platteland moet gaan zoeken en het van het platteland hebben moet, terwijl in Brussel de strijd bij voorbaat door de gezamenlijke linkerpartijen gewonnen is, en deze door der hoofdstad weidsche straten feestelijk spanceeren mogen met flapperende vlag en slaande trom, zonder dat wij maar iets, of althans slechts weinig, van katholieke werking vernemen.
Het is dus van liberale en socialistische actie dat het volk het meest genieten mag. Die actie is trouwens sereen en gemoedelijk gebleven, buiten enkele kleine incidenten op wijkmeetings, waar sommige Vlaamschgezinden levensblijken zijn gaan geven. Buiten dat: niets dan valschgeblazen koper, waarachter een wapperend doek en
| |
| |
eenige hooge hoeden: gejuich vóór het lokaal der liberale bladen; gejouw vóór het lokaal der klerikale bladen; en aldus marcheert men met martiaal uitzicht maar met een welgezind en rein gemoed naar den 2en Juni. En vermoedelijk gaat het aldus met de katholieken, waar zij de bekeerden van het platteland gaan beprediken: ook dáár zal, behalve de incidentjes die onvermijdelijk zijn, alles wel heel kalmpjes en gul verloopen. Want het dient gezegd: in Brussel en omstreken is de strijd lang niet zoo hevig als in de provincie. Buiten de hoofdstad gaat het immers meer om personen dan om beginselen; iedereen kent er mekaar; de kandidaten hebben er af te rekenen met den graad der sympathie die ze persoonlijk verwekken. Wat in Brussel alleen voor de Vlamingen het geval mag worden geacht. Dezen immers hebben er belang bij, zich zooveel stemmen mogelijk te verzekeren voor het ontwerp van wet ter vervlaamsching der Gentsche Universiteit; zoo er dan voorkeurstemmen in het arrondissement Brussel zullen gegeven worden, dan zullen die voor de socialisten gaan naar Kamiel Huysmans, voor de katholieken naar dr. Borginon, en voor de liberalen naar mr. Devèze, deze twee laatsten homines novi, die aldus, door de tusschenkomst der Vlamingen, veel kans hebben een zetel te veroveren, die hun anders zeer zeker zou zijn geweigerd.
Men kan dus moeilijk volhouden, dat de kiesstrijd, zóó kort zelfs vóór den grooten dag, homerisch zou zijn. Nochtans hebben wij gisteren in den Koninklijken Circus een meeting bijgewoond, die wel van heel groot belang mag heeten, bij de kiezing wel van beteekenis kan wezen, en wijst op verschijnselen, die voor de toekomst der Belgische politiek van groote waarde zijn, al doen zij niet
| |
| |
meer dan bevestigen wat ik hier reeds een tiental malen herhaald heb.
De meeting werd belegd door de zoo machtige ‘Ligue de l'Enseignement’, die verleden jaar eveneens de meeting bijeenriep tegen de schoolwet-Schollaert, meeting die op de gemeentekiezingen van October beslissenden invloed had. Die vergaderingen worden altijd zeer druk bezocht; ook gisteren waren duizenden toegestroomd, lang vóór de opening der deuren, en vulden geestdriftig het galmende Circusruim. Voorzitter was oud-burgemeester Buls, de gezaghebbende, die niet heel dikwijls spreekt en over geen vlammende welsprekendheid beschikt, maar naar wien men des te beter luistert, wanneer zijn snijdend, beslist en indrukmakend woord kalm maar zeker op den vijand wordt afgeschoten. Ditmaal schijnt Karel Buls, met zijn mistroostig-Spaansch gelaat, de aanwezigen schrik op het lijf te willen jagen: ‘Blijf kalm’, zegt hij geheimzinnig, ‘wat ook gebeuren moge.’ En hij herhaalt: ‘Wat ook gebeuren moge’, want er schijnen dreigementen ingekomen; men zal stinkballen werpen gelijk verleden jaar te Gent; men zal fusées afschieten; men zal trachten paniek of opstoot te verwekken...
Maar al die nare dingen blusschen de geestdrift niet van het woelend publiek, en het is dan ook met opgetogenheid dat Paul Hymans, die het eerst het woord zal voeren, door de menigte ontvangen wordt.
Het blijkt onmiddellijk: de linkerpartijen rapen den handschoen op, hun door de regeering toegeworpen. Deze wil den kiesstrijd op de schoolkwestie; het is op de schoolkwestie dat hij ook door liberalen en socialisten zal uitgevochten worden. En dat de regeering in Paul Hy- | |
| |
mans een weinig mak, zeer strijdlustig en zeer slagvaardig tegenstrever heeft, zal zij zelf wel weten. Zeer terecht, mijn inziens, stelt de heer Hymans eene vraag, die in de twee laatste jaren al te zeer is over het hoofd gezien: ‘Gaat het om eene schoolhervorming, die de studiën zal verhoogen, de leerplannen moeten verbeteren, methodes en leerkrachten verjongen moet?’ Dit was het doelwit niet van den tekst-Schollaert, en uit de rede van minister de Broqueville - want hij liet het in den grond bij eene niet- of weinig-verbindende rede - blijkt niet, dat deze eerder het peil van het onderwijs dan de politieke beteekenis ervan en het geldelijk welzijn der kloosters op het oog zou hebben. Aldus Hymans, die eraan toevoegt: in deze staan beide ontwerpen op denzelfden voet, of zij subsidieering per hoofd of per klas voorstaan, de millioenen vloeien in de kloosterkassen, terwijl de klerikale beurzen voortaan toe zullen mogen blijven: de regeering immers, zal het privaat onderwijs evengoed, neen beter onderhouden, dan het officieele. - Maar dit zal niet gebeuren, roept Hymans met beslistheid uit: de werkende klasse zal het evengoed als de burgerij beletten. Daarom immers is het kartel gesloten. Toen men verleden jaar voor eene mogelijke verkrachting der grondwet kwam te staan, voelden de liberalen wel dat zij alleenstaand onmachtig zouden zijn geweest om het gevaar het hoofd te kunnen bieden. Wat ook het geval was met de socialisten. Toen kwam het verbond, het vruchtdragende verbond, dat leiden kan tot de organisatie eener redelijke en vreedzame democratie. Het kartel is niets anders; het bedoelt ook niets anders te zijn. De liberalen hebben steeds den vooruitgang en de
evolutie gevolgd. Ook hierin handelen zij
| |
| |
naar de liberale traditie. En daarom hoopt spreker dat de Brusselsche burgerij, zonder lafheid, zonder verraad, zonder afvalligheid, hare leiders volgen zal langs de nieuwe wegen, die voor haar open liggen. Zij leiden naar hoogvlakten. Laat ze ons met kracht maar met mate beklimmen. Steltuwe longen open voor een lucht die reiner wordt naar wij hooger stijgen; aanschouwt de horizonten die zich nobel en breed onder uw oog ontrollen, en bezingt in zangen van vreugde en triumph het leven, den wil, den arbeid, de wetenschap en de vrijheid.
Na het donderend applaus dat Hymans te beurt viel bij het einde zijner heldhaftige rede, komt gezel Vandervelde aan de beurt. Hij wijst onmiddellijk een oordeel terecht, dat de al te verzoenende woorden van Hymans aangaande het verbond tusschen liberalen en socialisten konden wekken: ‘Wij spreken’, zegt hij, ‘in naam van twee maatschappelijke klassen, die met hunne belangen vlak tegenover elkander staan. Maar dat belet de wederzijdsche achting niet. En daarbij, wij hebben een gezamenlijk doel: van de volksscholen het asyl maken der gewetensvrijheid, en ze bouwen op de rots der democratie en van het algemeen kiesrecht!’ (Hoera-geroep). Het verbond, gaat spreker voort, is vruchtbaar geweest. Al wat wij vroegen: verdaging van het schoolwetsontwerp, vermeerdering van het getal volksvertegenwoordigers, ontbinding van het parlement: men is gedwongen geweest het ons te geven. Maar dat is verre van voldoende; het is nog niet wat wij kunnen beschouwen als een eindzegepraal. Die eindzegepraal, gij raadt wel wat zij bedoelt te zijn. Zoolang het dreigement bestaat eener schoolwet, op de leest van Schollaert geschoeid, zal de strijd voortduren. En dat zal zijn zoolang de kas der kloosters gapen blijft. Willen wij ze dan be- | |
| |
letten, onderwijs te geven? Heelemaal niet. Alleen: van monopolium willen wij niet weten, en daar juist streeft de kerk naar: bij vrijheid van congreganistisch onderwijs, gelijkheid der subsidiëering, en dan nog zonder gelijkheid der lasten en verplichtingen! - Men schelde ons hierbij niet uit voor vijanden van den godsdienst. Eigenlijk laat de godsdienst ons koel, daar onze werking geen andere bedoeling heeft dan eene sociale, met als eindbetrachting het algemeen kiesrecht. En dát zullen wij, door alle moeilijkheden heen, in dit land, dat het paradijs der rijken en de hel der armen is, aan het volk geven!
Het is onmogelijk, in woorden de ovatie weêr te geven die Vandervelde bij 't einde zijner gloeiende en bijtende rede te beurt viel. De houding der zaal in haar geheel was inderdaad van groote beteekenis. Er hierop ingaan zou dezen brief te lang maken. Ik wijd er dan ook liever een afzonderlijke correspondentie aan, die gij hier morgen lezen zult. Laat mij voor heden dit verslag besluiten met de vermelding, dat na de meeting, tot laat in den avond, een lange stoet, waarin talrijke roode en blauwe vlaggen, zonder ernstige ongevallen, met veel opgewektheid, de straten van Brussel heeft doortrokken. Waarna vermoedelijk de herbergiers tot in de kleine uurtjes goede zaken zullen hebben gedaan....
N.R.C., 25 Mei 1912. |
|