genoeg om het sterk te behouden. En men vreeze hier niet voor militarisme. Militarisme kan alleen bestaan in een land waar veroveringszucht, waar eene veroveringspolitiek heerscht; in een land als het onze, waar de buitenlandsche politiek alleen op verweer en behoud kan doelen, is militarisme niet leefbaar, terwijl militaire opofferingen er de eerste en de meest-dringende der plichten zij. Eene machtige legerinrichting brengt trouwens als verzekerd resultaat meê, dat wij er des te minder gebruik zullen van te maken hebben, vermits het bestaan alleen ervan den algemeenen eerbied kan afdwingen; en daarom kunnen de persoonlijke en materiëele opofferingen, die het verzekeren onzer onafhankelijkheid eischen, nooit opwegen tegen deze die onze ongelukkige landgenooten zouden te dragen hebben, als zij onder het vreemde juk zouden moeten bukken.’
Gij ziet het, zulke opvatting der vaderlandsliefde is alles behalve sentimenteel; zij berust op praktischmoderne gronden; en zij wordt dan ook thans meer dan ooit door iedereen gehuldigd, zelfs door dezen, die van vermeerdering van krijgslasten niet willen weten, zelfs door de socialisten die, bij het dreigement van Augustus jl., hebben ingezien welke verpletterende oeconomische gevolgen de overtreding onzer grenzen door de naburige mogendheden met zich zou hebben gebracht.
En dit legt dan ook den onvermengden bijval van minister de Broqueville uit. Deze maakt in een regeeringsblad het rapport bekend, bij hetwelk hij de twee gisteren medegedeelde besluiten aan de koninklijke handteekening onderwierp. Daar wensch ik volgende punten, die mijne bemerkingen ten volle bevestigen uit aan te halen.