wen kan.
Nu vrees ik dat de personaliteit van Hein Boeken onvereenigbaar, en zelfs strijdig is met de eischen, die het Brusselsch publiek stellen durft. Het neemt niets af van Dr. Boeken's waarde. Zij, die hem in zijne poëtische en gedachtelijke loopbaan hebben gevolgd, hebben, in de geleidelijke ontwikkeling zijner gedachte, zijne geestelijke gestalte in al hare hoogte erkend. Zijn optreden, en zelfs de wijze, waarop hij voordroeg, heeft die gestalte beschenen met een ongewoon-klaar licht. En daarom mag de dichter zijner Brusselsche reis dankbaar zijn, waar ze zijne vrienden nauwer om hem heen sloot, en met inniger vereering.
Het dient om der waarheid wille gezegd, dat Dr. Boeken in zijn geestelijk verschijnen anders wel heel ver staat van den Vlaamschen aard. De kunst van Boeken is noch rhythmisch, noch kleurig. Want zij staat op een ander vlak: dat van de op gevoel berustende, door het gevoel gekweekte idee. Zij is (het bleek hedenavond telkens en telkens) de schoone vrucht van overleg. Zij wordt beheerscht door eene logica, die te hooger voert naar ze losser is van rechtstreeks-intellectueele zorgvuldigheid, maar niet te minder wars is van onmiddellijk-zintuigelijke inspiratie. Van al de ‘Nieuwe Gids’-dichters is hij het minst een impressionist. Zijne poëzie raakt het philosophische van een Lucretius, het didactische van den Vergilius der Bucolica, en tot het polemiseerende toe van dichters uit tijden van strijd, - voorzoover althans als hierin vergelijking mogelijk is. Het is allesbehalve sensitivistische, het is intellectueele kunst.
Maar dan ook eene intellectueele kunst van onaantastelijken, onkreukbaren en tevens zeer gevoeligen adel. Zij