| |
| |
| |
Daden en dagen
Brussel, 29 Januari.
Deze Hesiodische titel wijst geenszins, geachte lezer, op eene bedoeling van mijnentwege, als wilde ik bij deze eene Belgische theogonie opbouwen. Al gaat het hier dan ook - ik beken het - om een halfgod, om zijne praestaties en zijn levensverloop, om zijne daden en om zijne dagen, te beginnen van 15 Januari jl. tot en met den dag van heden, en dien van morgen zelfs.
Deze half-god is er geene voor al de Belgen. Uit welk gezegde gij niet moet afleiden dat wij van onze zwarte broeders uit de kolonie de afgoderij zouden hebben afgeleerd, en het moederland thans ontallige religieuze sekten herbergen zou. Neen, wij blijven - met meer of minderen ijver, eene en zelfde kerk getrouw, en zoo hier spraak is van dei minores, dan is het met overdrachtelijke bijbedoeling, en met verplaatsing op politiek terrein. Want met dezen half-god, die er een is slechts voor de socialisten, bedoel ik alleen gezel Vandervelde, en zoo ik hier meer uitvoerig en in 't bijzonder over hem schrijf, dan is het omdat in de laatste veertien dagen zijne verrichtingen buitengewoon en zijne levensstonden door allerlei gebeurtenissen doorschokt zijn geweest.
Want nimmer mocht Vandervelde er zich op beroemen, zóózeer als in de twee laatste weken de spil te zijn geweest, waarop de Belgische politiek draaide. Ik wil deze politiek niet vergelijken met een weerhaan, die keert op alle winden, daar ik niemand kwetsen wil; ik wil alleen te kennen geven dat Vandervelde, door een samenloop van
| |
| |
halsstarrige omstandigheden, bevonden heeft, aan den lijve haast, wat het is, partijhoofd te zijn, en tot welke gevolgen het kan leiden. Ik moet hier trouwens bijvoegen, dat, in deze, Vandervelde zich aanstelde als iets meer dan als den aanvoerder der socialistische partij: hij vertegenwoordigde een gedachtenstrooming, een geestestoestand, die.... maar hierover later....
Ge moet, tot beter begrip van het volgende weten, dat sedert einde van verleden jaar gezel Vandervelde wel wat van het aanzien verloren had, dat hij zelfs bij de katholieken genoot. Gij herinnert u dat het eerste kwartaal, tot aan de Kerstvacantie, van de parlementaire zitting 1911-1912, in de bedoeling der oppositie een stormloop tegen de regeering zou zijn. Dat is het dan ook geweest, al moest er de regeering minder onder lijden dan aanvankelijk was gehoopt, hetgeen te wijten is aan de bijna-heldhaftige houding, en vooral aan de door allen erkende eerlijkheid en aan den klaarblijkelijken goeden wil der ministers, zooniet aan de zuiverheid van het geweten en de onaantastelijkheid van het verleden der regeeringspartij. Het kwam erop aan, het rotte van sommige toestanden onder den neus der onderscheiden ministers te wrijven; de ministers nu waren oprecht genoeg die rotheid te bekennen, en toonden tevens aan dat het hun bedoeling was, de wonde te zuiveren en te genezen. Zij gaven toe dat niet alles precies in den haak was; maar hun boetedoening en hun belofte van beternis waren zoo aandoenlijk en trouwens zoo wel gemeend, dat de linkerpartijen wel moesten bekennen dat zij niet volkomen bereikt hadden, wat zij hadden gewenscht. In dien stormloop nu had, zooals ge u herinnert, Vandervelde het koloniaal beheer voor
| |
| |
zijn rekening gehouden. Hij wees op wandaden, op wanverhoudingen, die alles behalve ter eere van het Kongobestuur kwamen, en waar minister Renkin slechts een gedeelte van weerleggen kon. Een paar vergissingen echter van gezel Vandervelde eenerzijds, de blijkbare krachtdadigheid anderzijds van minister Renkin, wiens goede trouw door Vandervelde werd erkend, hadden tot gevolg dat de katholieken hunne koloniale politiek als gered beschouwden, en Vandervelde voor deerlijk geklopt hielden; zoodat zij een handje boven water hadden, en op de eerste gelegenheid wachtten om hem te bewijzen, dat zij heelemaal niet bang voor hem waren, en wel zoo moedig zouden zijn als den ezel tegenover den stervenden leeuw (Merk op, bid ik, dat ik hier niemand voor ezel wil uitschelden, noch dat ik Vandervelde voor een leeuw, weze het dan ook een stervende, hou. Gij hebt zelfs, zonder deze parenthesis, al begrepen, dat sommige minderwaardige klerikalen alleen wilden handelen gelijk een vlieg die een paard bijt).
Zulke gelegenheid bood zich dezer dagen aan. Zooals dertig andere leden der linkerzijde kloeg Vandervelde bij den minister de levensduurte aan, die hij aan de beschermingspolitiek der regeering toeschreef, - een dankbaar thema, zeer geschikt als oefening voor aanstaande Kamerkandidaten, - toen....
Hier moet ik weer mijn verhaal onderbreken voor eene mededeeling. Gezel Vandervelde is namelijk een schermmeester van allereersten rang. Ik weet niet of hij leeren schermen heeft als noodzakelijke voorbereiding tot zijne parlementaire carrière, zooals men in Frankrijk pleegt te doen; ik weet alleen dat hij het kan, en dat is voor 't oogenblik voldoende. Daar was echter iemand die het
| |
| |
blijkbaar niet wist,.... of die misschien zelf met maëstria een Toledaansch lemmer te hanteeren weet: ik bedoel den katholieken, breedschedeligen, weinigbeteekenenden, maar lichtsnoevenden en graagstekeligen heer du Bus de Warnaffe die, toen Vandervelde nu over den last des verduurden levens klaagde, hem bits en insinuëerend sommige zijner beweringen, inzake kolonisatie, die in de ooren der rechterzijde kwalijk geklonken hadden, tusschen de beenen ging gooien. Vandervelde ontsteekt in woede, en vliegt op dezen du Bus de Warnaffe af, met de bedoeling hem bij de hand en aan den lijve af te straffen. Gelukkig staat minister de Broqueville tusschen beiden; de stalen arm, waarmede hij aan het roer der regeering den wagen van den Staat weet te mennen (zooals de gebruikelijke beeldspraak treffend luidt) weet de woede van den socialistischen vechtersbaas in toom te houden en de huid van du Bus de Warnaffe tegen schennis te vrijwaren; en....
‘Hij zoekt een duel, om zijn prestige te verhoogen’, vertelde men misprijzend aan de rechterzijde, en een dichter onder deze heeren voegde er zelfs bij: ‘Hij hoopt in katholiek bloed een nieuwe triumphvaan voor de sociaaldemocratie te doopen.’....
De omstandigheden schenen trouwens die meening bij te willen treden, als ik mij dusdanig uitdrukken mag. Want nauwelijks waren vier-en-twintig uren verloopen, of het kwam tot een nieuw incident. De heer Segers, katholiek Kamerlid voor Antwerpen, had, onder zelfde invloeden, gezel Vandervelde in eene openbare meeting zijne aanvallen tegen sommige zendelingen in Kongo op nogal vinnige, en niet absoluut rechtzinnige, wijze gewraakt. En 't gevolg: Vandervelde had hem twee getuigen gezon- | |
| |
den..... Dit geleek - ten onrechte overigens - op eene uitdaging: zou nu, na de mislukte oorvijg van daags tevoren, deze uitnoodiging tot een tweegevecht beter slagen? - Toen de heer Segers echter nogal pompeus en vrij onbehendig verklaren kwam, dat zijne principes hem verboden, onnoozel bloed te storten (hij bedoelde nogal natuurlijk: zijn eigen bloed te laten vergieten), toen gaf hij aan Vandervelde gelegenheid een koeplet te kwelen op zijn afschuw voor alle handtastelijkheid, en dat hij voor het duel nog meer walgde dan de meeste kinderen voor levertraan....
En toch, het stond geschreven: Vandervelde zou ten derde male in verzoeking worden gebracht. Alle goede dingen bestaan in drie, zelfs de slechte. En die derde vechtgelegenheid werd hem nu voor een paar dagen geboden door niemand minder dan een officier, die den schitterenden naam van luitenant graaf de Lépine draagt. Deze officier is in Kongo geweest en kreeg aldaar den kwaden inval, zijn Browning revolver te willen beproeven op enkele negers, met uitmuntend gevolg trouwens, vermits alle zes zijne kogels prachtig hun doel hadden getroffen. Nu was Vandervelde onbescheiden genoeg geweest, om dit in de Kamer ten aanhoore van Jan-en-alleman te vertellen. Dit was dezen Lépine een doorn in het oog. Ook kwam hij deze week in de wandelgangen der Kamer zijn publieken aanklager rekenschap vragen: zijn handgebaar, dat bedoelde de hoogte van 's tegenstrevers wang te bereiken (evenals dat van Vandervelde ernaar gestreefd had, den warmtegraad van du Bus de Warnaffe's koonen te verhoogen), werd echter gefnuikt door den stomp, die uit Vandervelde's goed-afgerichte vuist op 's misnoegden neus terecht kwam; en....
| |
| |
Neen, ditmaal is Vandervelde toch eerder onbehendig geweest! Zelfs uitgedaagde, had hij nu eens een prachtige gelegenheid om den hem toegegooiden handschoen op te nemen. Maar zijn drift (of noemt gij zooiets behoudsinstinkt misschien?) heeft hem de slechte poets gebakken, dat men hem nu aan de rechterzijde, waar het vroeger heette, dat hij een tweegevecht uit wilde lokken, gaat houden voor een lafaard, die den degen van een eenvoudig luitenantje niet aandurft. Men verwijt hem zijne mooie declaratie, als zou hij een afschuw hebben voor het duel, ernstig op te gaan nemen. En men fluistert, dat hij voor de draagkracht van Lépine's Browning (een probaat wapen weliswaar) bang is....
En op die wijze heeft Vandervelde, die beoogde het weêr op te heffen, zijn prestige ten tweeden male verbeurd, zooals moge blijken uit deze oprechte kroniek zijner daden en dagen.
N.R.C., 31 Januari 1912. |
|