humeur was (waar dan natuurlijk iedere voorouder het zijne heeft toegevoegd), blijft een stad rijk van den rijkdom eener vroegere generatie, en onderging zij klaarblijkend de teekenen van verval eener latere bevolking. En niet alleen de stad: ook ieder beduidend gebouw in die stad, gelijk al de kinderen van eenzelfde gezin in meer of mindere mate en elk naar eigen wezen de teekenen dragen der voorvaders van dat gezin. En zoo moet een monument worden beschouwd als een levende eenheid, met de edele lijnen van de eene, en de wrattige aanwassen van een andere eeuw, wanstaltig en tegensprakelijk misschien in hare afzonderlijk-beschouwde bijzonderheden, maar in haar geheel zóo een, zóo samengegroeid, zóo samen-levend, dat men zelfs aan het leelijkste détail niet raken mag zonder aan, ik zeg niet de schoonheid, maar - wat meer belang heeft! - het eigen karakter, het persoonlijk bestaan, door al de voorgeslachten voorbereid, te kort te doen; - evenals een meisje met prachtige oogen en een krommen neus misschien wel mooier zou worden als men dien neus recht ging zetten, maar dan liegen zou aan haar afstamming niet alleen, maar ook aan het eigen natuurlijk uitzicht, die hare reden van bestaan is, zelfs aesthetisch gesproken.
Helaas, het gebeurt nu echter wel eens, dat zoo'n meisje, door de weelde gestoken, vindt dat die overgeërfde neus schaamte en schande is.
Zij denkt er niet langer aan, dat hare ouders, hare broeders en zusters, en zelfs misschien een schuchtere vrijer, haar om dien krommen neus liefhebben. Is ze, ten andere, de eigenares niet van haar neus, waar ze dan toch mee doen mag wat ze wil?... En dan: ze is immers rijk genoeg!... En ze laat een neuzen-architect halen, die