Glück-cyclus mochten wedervaren, en ook wel bij Berlioz, den Berlioz der Troyens ondervonden?
O, ik zeg het maar onmiddellijk: zoo ooit eene vergelijking mank ging, dan is het wel deze tusschen Weber's Oberon en Meyerbeer's Robert le Diable, de twee hierbedoelde opera's, al zijn ze allebei fantastisch, en allebei probaat-romantisch. Oberon dagteekent uit 1826; Robert le Diable is van 1831: slechts vijf jaar tusschen beide stukken; zij gingen dus wel tot eenzelfde publiek, bedoelden geen van beide dat publiek in zijn voorkeur of aesthetische gewoonten te schokken, en bevatten alle twee al het noodige om dat publiek te voldoen. Nochtans moet Oberon tot in 1857 wachten om door het Parijsche, toonaangevende publiek als meesterstuk geconsacreerd te worden, terwijl Robert onmiddellijk insloeg, en dus vijf en twintig jaar vroeger al als dusdanig uit was geroepen geworden.
Dit laatste legt beter dan welk argument ook uit, waarom een vergelijking tusschen beide werken zoozeer ten nadeele van Robert uitvalt. Zeker, hier zijn oogenblikken in van felle dramatiek, dramatiek die niet altijd hol is. De oproeping der nonnen, b.v., heeft hare ontroerende waarde behouden, zelfs voor ons. Maar hoe stelt ons vlak daarop die enerveerende ballet-muziek te leur, - die ballet-muziek die voor onze voorvaderen misschien juist de gewenschte ontspanning bracht! En dan al die geweldenarij, dat opgeblazene en aemechtige, die ónnatuur en dat wangevoel: hoe tergt het ons! Jawel, dit is nu ook wel het vooruittreden der personaliteit, de uitdrukking van eigen wezen, zooals heel de romantiek bedoelde. Maar welke zieke, welke geforceerde personaliteit, welke personaliteit-