en clavecimbel, met het fijne en zoo gevoelige Andante; de geestvolle Suite in D dur voor cello, die het programma volledigden, vonden in mevr. Caponsacchi (Parijs) eene ongelooflijk-vaardige, eene stijlvolle en eene hoog-muzikale vertolkster, geheel éen met hare muziek, door de muziek bezeten, maar in die bezetenheid zóo zeker van haar kunde, zulke meesteres over haar instrument, dat én muziek, én instrument, én speelster als een onscheidbare eenheid, als een samenvergroeid geheel vormen. Het was verbazingwekkend, en het bleef uitnemend schoon. De bijval van mevr. Caponsacchi moge haar nopen, naar Brussel terug te keeren: zij zal er steeds een dankbaar en rechtmatigbewonderend publiek vinden. In den heer Minet had zij een alleszins merkwaardig begeleider gevonden, die de techniek en de zeer speciale tonaliteit van het clavecimbel volkomen en met smaak beheerscht.
Aldus dit eerste concert: waarlijk een grooten stap vooruit op de vorige, vooral bij koren en orkest, waarbij de heer Zimmer inderdaad de perfectie mee nabij komt. De dank der toehoorders werd hem dan ook niet gespaard.
Enkel deze kleine opmerking, van zeer ondergeschikt belang: zou men de Duitsche teksten, in de programma's overgedrukt, niet met grootere typografische zorg - zoo in het verdeelen der verzen b.v. - over kunnen drukken, en de Fransche vertaling ervan niet wat nauwkeuriger kunnen maken? En zou eene korte nota, over ontstaan, chronologie en beteekenis der uitgevoerde stukken, den tekst ervan niet kunnen voorafgaan, zooals voor sommige, bij onverklaarbare uitzondering, nu en dan wel gebeurt?
N.R.C., 19 December 1911.