maken voor uitsluitend banklokalen en een paleis, door koning Leopold geïnspireerd en dat ‘le Palais de l'Expansion’ moest worden, maar dat thans, onvoltooid gebleven, aan de vingeren der stad blijft, die er een zware hypotheek op heeft en niet goed weet wat ermee aan te vangen. Thans weer heeft men in de Putterij- en Isabella-wijk hektaren en hektaren glad geschoren, al de huizen platgeleid waar in nauwe maar schilderachtige steegjes eene nijvere bevolking van mindere lieden woonde; en daar moet nu een monumentaal stationgebouw komen, en eene hangende straat - iets nieuws - die de lage met de hooge stad zal verbinden. En zelfs de, weldra eenige overblijvende, volkswijk, die der Hoogstraat, wordt eerlang gewijzigd in den zin van meer deftigheid en minder populair uitzicht. En weer zullen steegjes worden afgebroken, waar een maximum van inwoners een minumum van plaats innam.
Eene stad die aldus hare minder voorname gedeelten meer en meer vervangt door prachtconstructies; enge wegen vervangt door weidsche lanen... die niets opbrengen; sommige harer afbraken gaat verbloemen achter valsche huisgevels, zooals gaat gebeuren aan den Treuren-berg: zulke stad is geen arme stad, mag zelfs worden beschouwd als eene stad die rijker en rijker wordt, en niet naar het uitzicht alleen. Immers, iemand die aldoor maar nieuwe kapitalen vastlegt en weet dat zij hem in lang, en misschien nooit, interest opbrengen zullen, is een man die rijk genoeg is, om niet te vreezen armer te worden. En als zoo'n man handelt de stad Brussel.
En nochtans klaagt Brussel's burgemeester, dat Brussel aan 't verarmen is. In eene redevoering, voor den gemeenteraad uitgesproken, en die de eer genoot op straat te