dat hier en daar een Nederlander heel wat beter Fransch praatte dan het meerendeel der Brusselaars.
Ik wilde vandaag, in dit korte briefje, niet anders doen dan eenige cijfers mededeelen over de gesproken talen in België's hoofdstad. Holland kent, als geen enkel land, de waarde van cijfers. Misschien kunnen hier dan ook de aangegeven getallen beter dan elke redeneering tot het uitroeien medehelpen van het vooroordeel, als zou Brussel, evengoed als b.v. Luik, Namen en Bergen, eene Waalsche stad zijn waar men alleen met Fransch terecht komt. Die getallen zijn deze van de laatste tienjaarlijksche volkstelling. Ik verkies er geen woord aan toe te voegen.
Brussel heeft eene bevolking van 189,000 zielen. (De voorsteden natuurlijk niet inbegrepen. Die voorsteden zijn trouwens voor het meerendeel overwegend, en zelfs uitsluitend Vlaamsch).
Van de 189,000 inwoners spreken uitsluitend Fransch: 47,385.
Spreken uitsluitend Vlaamsch (dus Nederlandsch): 29,087.
Spreken Fransch en Vlaamsch: 85,414.
4537 inwoners spreken Fransch, Vlaamsch en Duitsch.
430 spreken Vlaamsch en Duitsch.
1247 ingezetenen spreken alleen de derde nationale taal: het Duitsch. 4285 spreken Fransch en Duitsch. Verder zijn er 418 ongelukkigen, die geene der drie talen spreken; behalve de 4487 kinderen beneden de twee jaar, die volgens de regeering, geen begrip hebben van wat eene taal is, en dus buiten de volkstelling staan.
Voor onze telling komen hierbij in aanmerking: de alleen Fransch-sprekenden, de alleen-Vlaamschsprekenden;