| |
| |
| |
De betooging
Brussel, 15 Augustus.
Gisteren zei me Leo (ge weet wel: Leo, de portier der Brugsche Godshuizen, die zoo goed op Judocus Veydt lijkt en zoeaaf is geweest van den paus), - gisteren zei me Leo: ‘Dat zal wat zijn morgen, Meneere!’ Ik vroeg: ‘Wat zal het dan zijn?’ Hij wedervoer: ‘Wel, te Brussele, met de manifestatie van de rooden en van de blauwen, voor hun algemeen stemrecht en voor de school zonder God, en tegen meneere Schollaert! En dat het zoo warm is! En dat zij zooveel pintjes zullen moeten drinken! En dat zij dan gaan vechten, alleszins!’ En Leo trok bedenkelijk en hoofdschuddend aan zijn pijp....
Ik was er op dat oogenblik niet ver van, de vrees van Leo te deelen. Het was daar zoo claustraal-vredig onder mijn accacia; straks zou weer de zoete bries de zang der zacht-blijde klokken over onze hoofden voeren; en... morgen, ja, dan zou ik weer aan het groote-stadsleven meê moeten doen, het groote-stadsleven opgevoerd tot haar paroxysme, en, al was ik kwasi-zeker dat er niet gevochten zou worden - ik ken die betoogers en die betoogingen: eigenlijk feestvierders en plezierpartijtjes, - ik had er eenige vrees voor, zoo plots weer in het overweldigende menschenvolte gesmeten te worden, zoo plots na de Brugsche sluimer-kalmte.
De regeering, zij, was de meening van Leo blijkbaar toegedaan: uit al de hoeken van het land had ze gendarmes ontboden. Dezen, ten getale van achttienduizend zegt men, lagen in het halfeeuwpark, elk met dertig karabijnkogels
| |
| |
gewapend, de lange sabel goed geslepen, de paarden gereed gezadeld... En erger: al de soldaten van het garnizoen waren geconsigneerd, eveneens voorzien van wat noodig was om ieder dertig betoogers te straffen indien zij al te luidruchtig of bij daden het algemeen kiesrecht mochten eischen... Zulke maatregelen wijzen er misschien wel op, dat de ministers in hunne nauwe schoentjes zaten; en...
Zij hadden ongelijk, de ministers. Er is wel enorm veel volk geweest: toen ik gisterenavond laat uit Brugge terugkeerde, spuwden de treinen massa op massa op 't asphalt der perronnen. Het was een geschreeuw, een herrie, een gejoel van belang. Vlaggen en wimpels, opgerold, worden op de schouders naar buiten gedragen. Reeds kleuren in de knoopsgaten de roode en de blauwe rosetten en bloemen. Op de hoeden prijkt het portret van gezel Vandervelde, op anderen een kaart waar enorm de S en de V (Suffrage Universel) genoeg den wensch der dragers bekend maakt. De mindere herbergen, in de zijstraten van het station, zijn opgepropt van dorstige bezoekers. De kleine hôtels spuwen de drommen weer uit, die hier vergeefs om logies kwamen vragen. En velen zullen vannacht op straat hebben geslapen....
En vanmorgen, van voor vijven al, is het nog veel erger geworden. Niet minder dan honderd vijftien speciale treinen zijn uit Noord en Zuid binnengestoomd. Per slot van rekening zal het Ministerie van Spoorwegen het meest van al door de antiministerieele betooging zijn gebaat. Het zal betaald zijn geworden, het Ministerie, om af te treden. Nochtans zult ge zien dat het, in zijn ondankbaarheid, zich te steviger aan zijne bank zal klampen....
Bij tien uur. Aan 't Noorderstation is het zwart van
| |
| |
manifestanten. De laatste bijzondere treinen zijn binnen. Nog rijden eenige sjeezen en chars-à-bancs uit dichtbijgelegen dorpen en steden aan. Boven al die zingende hoofden wapperen roode, en ook enkele blauwe, vlaggetjes en vanen. Sommige monden bijten in stevige boterhammen, tot over hun ooren. Andere monden hebben zich zóo overvloedig reeds aan Brusselsche vloeistoffen gelaafd, dat het evenwicht er een gevoeligen knak bij gekregen heeft. Er zijn ook grappenmakers. Zoo is er een Waal die, op een plankje aan een langen stok, twee poppetjes vertoont, die Vandervelde en Schollaert moeten verbeelden. Vandervelde heeft een zwaren hamer in de linkerhand. En als de ingenieuze Waal nu aan een touwtje trekt, dan gaat die linkerhand met den hamer regelmatig omhoog en omlaag, en komt telkens terecht op het hoofd van Schollaert...
Om half-elf ga ik post vatten op de Noordlaan, om den stoet voorbij te zien trekken. Om mij heen zijn de kijkers niet zoo heel talrijk, en vooral heelemaal niet strijdlustig. Het moet gezeid: de massa, de eigenlijke menigte, die niet aan politiek doet of bij geen politieke groepeering is aangesloten, gevoelt blijkbaar weinig voor de drijfveeren der betooging. Geestdriftig is ze niet. Ze juicht alleen als bekende mannen voorbijtreden, en durft zelfs hartelijk lachen als op kartels en banderollen de beste bedoeling der wereld op eene eenigszins naïeve wijze wordt voorgesteld... Het is kwart voor elven. Drie fusees knallen los als doffe slagen op een enormen trom. De stoet moet thans, van op de gedempte dokken waar hij is opgesteld geworden, in aantocht zijn. En inderdaad, daar is hij. Vooraan, op zware paarden, de vlaggedragers. Onmiddellijk daarop al de socialistische volksvertegenwoordi- | |
| |
gers en senatoren, waaronder verscheidenen hunne vrouw en kinderen hebben meêgebracht. Niet voltallig zijn de liberalen: daar ontbreekt Neujean, deken der gematigde liberalen, daar ontbreekt Dupont, ondervoorzitter van den Senaat. Zouden die heeren allicht het algemeen kiesrecht volgens socialistisch stelsel niet zijn bijgetreden?... Dan volgen de Brusselsche socialisten. Zij zijn ongemeen talrijk. Voor hen dragen zij de vlaggen van al de naties: een zonderling bewijs van hun internationalisme. Talrijke kartels eischen, vlak achter den rug der liberale senators, den dood der burgerij; duizenden monden huilen de internationale: ‘Ecrasons la bourgeoisie!’ En zoowaar, de heer Hymans slaat de maat met zijn hoofd, terwijl naast hem Vandervelde dapper op stap marcheert... Daar zijn de socialistische vrouwen, die, in 't Vlaamsch, ook voor haar-zelf algemeen kiesrecht eischen. Verder de groep van Sint Gillis, die een symbolisch schilderij dragen: een dikke ‘bourgeois’, die als de hellehond Kerberos vier hoofden heeft (de vier stemmen,
die hem het meervoudig stemrecht verzekert), wordt ten gronde geworpen door een reus, die natuurlijk het socialisme moet verbeelden. Nu wisselt het woud der roode lappen af met enkele blauwe vlaggen: de Brusselsche liberalen. De studenten worden aangevoerd door eene juffrouw in 't rood. Er wordt gezongen van ‘A bas Malou!’ en ‘A bas la calotte!’ Daar het Hemelvaartdag is, zingt een groep: ‘Ave Maria’... Eindelijk, na een uur, is Brussel voorbij, Leuven volgt, en verklaart onder meer: ‘Wij, stadgenooten van Schollaert, wij zijn tegen de Kloosterwet.’ Nieuw getoeter en geschetter, nieuwe vlaggen en banderollen kondigen Nijvel aan. En daar is, achter veelkleurige vanen,
| |
| |
Antwerpen, burgemeester De Vos aan het hoofd. Een anarchistisch student draagt een zwarte vlag met een doodshoofd, hetgeen overvloedig de noodwendigheid van het algemeen kiesrecht bewijst. De dames van Berchem betuigen luidruchtig hunne feministische overtuigingen. En daar is Mechelen. En daar is Lier. En daar is Willebroek... Flinke gymnasten in witte trui, met bloote armen, stappen aan achter een napoleontischen krijgsmarsch: het is de, oneindige, groep van ‘Vooruit’ uit Gent, hun bralle zangen, hun gutturalen tongval uitgalmend, bewust en traag, zonder uitdaging, maar zeker van hun wil en van hun macht. En dan: de Gentsche liberalen, met hun Fransch kartel, dat verzekert: ‘geen demokratische regeering zonder samenwerking van liberalen en socialisten.’ En nu komt Aalst aan. Pieter Daens, die er woedend uitziet (zooals trouwens altijd), voert, achter de groene vlaggen, talrijke kristene-demokraten aan. Priester Fonteyne, die ze in een versleten soutane volgt en met een groen wimpeltje wuift, oogst vele toejuichingen... Om kwart voor twee defileert West-Vlaanderen. Brugge eischt ‘onderwijs in eigen taal.’ De Brugsche kristen-demokratie heeft er dit versje bijgedicht:
‘De Christene Volkspartij,
Standvastig, kloek en vrij,
Vraagt dat voor arm en rijk
Het stemrecht zij gelijk’....
En zoo gaat het voort, lezer. Het is half-drie, en heel het Walenland moet nog komen... Als we hier vier uur en half hebben gestaan, is eindelijk de laatste man verdwe- | |
| |
nen, en besluiten de gendarmes den stoet.... Ik mag mij van verdere beschrijving onthouden, nietwaar?....
En of het mooi was? Ja, en overweldigend ook, maar door de lengte en op den duur vooral vervelend... In het park van Sint Gillis hebben de meeste liberale en socialistische volksvertegenwoordigers het woord gevoerd voor een joelende massa, die al niet heel veel zal gehoord hebben. Dan is de stoet uiteengegaan. En, zooals Leo van Brugge vreesde: er zijn veel pintjes bier gedronken. Van vechten heb ik echter niet gehoord, gelukkig!....
En de gevolgen? Het moet bekend: voor de socialisten is het een uitmuntenden dag geweest. Het is een monstering der krachten geweest, en die krachten zijn imponeerend, veel, veel talrijker natuurlijk dan die der liberalen. Er komt bij, dat dit hoofdzakelijk de dag is geweest van het algemeen kiesrecht, zooals de socialisten het eischen, met als eenige toegeving aan de liberalen, dat de ouderdom voor den kiezer van 21 op 25 jaar wordt gebracht. En deze betooging is de bevestiging, dat heel veel Belgen zulk kiesrecht verlangen, - wat eene socialistische overwinning is. Die talrijke Belgen (men heeft ze in den stoet op twee honderd duizend geschat, wat waarschijnlijk eene overdrijving is) eischen ook den leerplicht, maar die wordt hun door niemand meer geweigerd. En voor wat de schoolwet aangaat: er bestaat weinig gevaar, dat zij binnenkort weêr opduiken zal. Zoodat de groote beteekenis van den dag ligt - ik herhaal het - in den socialistischen eisch van eenvoudig algemeen kiesrecht.
Dat hebben van meet af vele liberalen voorzien, en met geen goed oog. In de groot-industrie zijn talrijke liberale kopstukken misnoegd. Zij zien met spijt de kente- | |
| |
ring der liberale partij in socialistischen zin voltrokken. En na de verkiezingen van Mei kon die spijt zich wel uiten in eene afscheuring.
Daaruit blijkt meer en meer, dat in België de partijpolitiek het veld ruimt voor sociale politiek. Er zijn alleen nog conservatieven - doctrinaire liberalen en oudkatholieken -, en vooruitstrevers - radikalen, socialisten en jong-katholieken. - Men kan het feit betreuren: het loochenen mag men niet. En daar nu de kracht van jong-katholieken nagenoeg opweegt tegen die van socialisten en radikalen, kunnen wij nog een mooien strijd bijwonen, als binnen enkele jaren de conservatieve partijen tot eene infieme en onbeduidende minderheid zal zijn herleid.... Dit moge de moraliteit van dezen dag wezen.
N.R.C., 17 Augustus 1911. |
|