betrekkelijk jong en krachtiger dan ooit is, zijn standbeeld te Oostende, midden in de weeldewerken waarvan hij de voedstervader is; en zijne bronzen oogen zullen mogen staren, wijd-uit, over de Noordzee, evenals die van Francisco Morosini nog steeds kijken over de Adriatica.
Gij, Hollanders, die van zulke fastueuze pralerij geen idee hebt, gij zult u misschien afvragen waar en hoe de heer de Smet de Naeyer deze eer verdiend heeft. Ik wil u de herinnering wat opknappen, en dan kunt gijzelf, als gij u bij deze warmte nog de moeite wilt geven, zelf overwegen of dat standbeeld werkelijk onontbeerlijk was.
Ik zeg u maar onmiddellijk, dat ik graaf de Smet meer als een symbool wil beschouwen, dan als een persoon. Toonbeeld van den katholieken-staatsman-op-rustgeld, - op enorm veel rustgeld, - vertegenwoordiger van dat soort oud-katholieken, waar gezel Vandervelde eens van verklaarde dat zij in en door de financie zouden ondergaan, is minister de Smet de Naeyer opgestaan, is hij opgekomen, heeft hij uitgeblonken in een tijdperk, dat van zijn standbeeld inderdaad als de allegorie van eene autocratischkapitalistische regeering zal maken. ‘Ein treuer Diener seines Herrn’, zooals Grillparzer zegt, is graaf de Smet de Naeyer de groote minister geweest van een groot koning. Want ook in 't kwade kan men groot zijn. Leopold de Tweede, die de menschen wist te doorpeilen en te schatten, had in hem onmiddellijk den man gezien, dien hij noodig had om zijne grootsche plannen uit te voeren. Over den aard van die grootschheid kan natuurlijk getwist worden, evenals over de grootheid van beide staatslui, koning en minister. Maar onmiskenbaar is de oppermachtige personaliteit van Leopold II, en even onmiskenbaar is de opper-