Na het koninklijk bezoek aan Brussel
Nabetrachting
Onze correspondent te Brussel schrijft:
Ik ontmoet daareven in het telegraafkantoor een der oud-gedienden van het Brusselsch journalisme. Blijkbaar nog onder den indruk van ons journalistenbanket van gisterenavond, beziet hij mij met verteederde vriendschap, treedt op mij los, vat mij bij den bovensten knoop van mijn gekleede jas, en zegt:
‘Kaaskop,’ - aldus noemt hij mij sedert vier-en-twintig uur, ‘Kaaskop, ik wensch u geluk. Ik ga verder, en wensch ook me-zelf geluk. Want koningin Wilhelmina, waarvan gij sedert Zondag verklaart dat zij de vorstin is van uw geestelijk vaderland, is ook voor mij een der schoonste dagen van mijn leven geworden. Ik heb aan uwe zijde sedert negen maand drie staatshoofden in mijn goede stad ontvangen. De ontvangst van den eerste was magnifiek en pompeus. Het was als de intocht van een zegevierend keizer. Wilhelm, keizer der Duitschers, heeft in October laatstleden Brussel ingenomen, zoo niet bij macht van wapenen, dan toch met een imponeerend prachtvertoon, met het autoritaire van blik en snor, met het akelige doodshoofd dat zijn shako versiert, met eene beslistheid in heel zijn optreden, waar de vriendelijkheid wel niet bij uitgesloten was, maar die de gewoonte van het bevel, de vastheid van den wil, de zekerheid van gehoorzaamd te zullen zijn zóó uitdrukkelijk aantoonden, dat de bevolking er maar al te zeer onder den indruk van kwam. En het was een prachtig feest, maar een eigenlijk blij feest was het niet....