de linkerzijde zeker vergemakkelijken zou, al was het ook maar in het vereffenen der loopende zaken. Want van de schoolwet kan tot volgend jaar, tot bij de verkiezingen, natuurlijk geen spraak meer zijn. Deze zal verder, en in het oneindige, besproken worden in de afdeelingen, of verzonden worden naar een bijzondere kommissie met de vaste bedoeling, dat deze geene uitspraak doen zou vóór Mei. Dit beteekent het aanvaarden van een nieuwen strijd na de verkiezingen. Daar de linkerzijde zich bij voorbaat heeft neergelegd bij de volksuitspraak, zou voor de nieuwe regeering alles zijn gewonnen, indien zij aan het bewind mocht blijven. Valt integendeel het katholiek kabinet in de verkiezing, dan zal men het geen moed kunnen ontzeggen....
Het nieuwe kabinet zal dus hoofdzakelijk jong-katholiek zijn. Samengesteld is het lang nog niet, en het kan nog wel een paar dagen aanloopen voor het definitief tot stand komt. Men noemt enkele namen, die men gisteren al noemde onmiddellijk na het ontslag en die ook ik u meedeelde. Van het vorige ministerie zouden alleen aftreden: de heeren Schollaert, Helleputte, Liebaert en de Lantsheere. Het nieuwe ministerie zou samengesteld zijn uit: K. de Broqueville (ijzeren wegen), Renkin (koloniën), Hellebaut (oorlog), Davignon (buitenlandsche zaken), Hubert (nijverheid), Carton de Wiart (wetenschap en kunst of justitie), Levie (financiën), De Sadeleer (openbare werken en landbouw) en Tibbaut (openbare werken en landbouw of koloniën). Voor binnenlandsche zaken zou Berryer blijven.
De heer Renkin zou er in toestemmen aan de koloniën te blijven op aandringen van den koning, die het met hem