| |
| |
| |
Het proces
III
Brussel, 4 Juni.
Het zou een grove vergissing zijn te meenen, dat wij bij het vereffenen van het geschil van prinses Louise met den Belgischen staat maar eenige haast zouden hebben. Het duurt nu al vier weken. Drie-vier dagen na mekaar wordt enkele uren gepleit. Daarna wordt drie-vier dagen gerust. Daar het per slot van rekening frisch is in het Paleis van Justitie, daar de advokaten beschaafde menschen zijn die niet luid schreeuwen en niet druk doen en zich vergenoegen alleen nu en dan moeilijk om te volgen te zijn (men heeft trouwens het recht, ze heelemaal niet te volgen), daar men zich gauw thuis gevoelt onder de renteniertjes en de enkele ‘belles madames’ die, met bewonderenswaardige halsstarrigheid, het publiek blijven uitmaken van deze mislukte ‘cause célèbre’, keert men telkens zonder groot ongenoegen naar de audiëntie terug. En zoo voelt men stillekens aan het einde naderen. Voor binnen een paar weken al mag het worden verwacht. En dan zal men eindelijk weten wie gelijk had, - zonder dat het, vermoedelijk, maar eenige emotie verwekt....
Intusschen gaat het stilaan voort, piano, ‘gezapig’, gelijk men in West-Vlaanderen zou zeggen. Eerst komt mr. Hanssens weêr aan het woord. Advokaat van den staat, heeft hij de vorige week betoogd, dat volgens het naastingsverdrag en de toegevoegde acte in rechte de goederen van den Vrijstaat aan België toekwamen. Prinses Louise, eischeres, heeft te bewijzen, dat het privaat patrimonium van
| |
| |
van den koning-souverein niet Kongo, maar de wettelijke erfgenamen toebehoort. Absolute monarch, vereenzelvigt zich in Kongo de vorst met den staat. Al wat de souverein van Kongo als dusdanig verwerft, is als dusdanig staatseigendom. Kan nu worden bewezen - en daar streeft pleiter naar - dat de goederen in kwestie door Leopold II als souverein van Kongo verworven zijn, dan spreekt vanzelf dat ze Kongo, en dien ten gevolge België toebehooren. Nu weet men, en de voorgebrachte documenten wijzen er ten overvloede op, dat de koning steeds, buiten alle gedachte aan eigenbelang, er naar gestreefd heeft de waarde van Kongo te vermeerderen om het patrimonium van het Moederland te vermeerderen. Met dit doel sticht hij het Kroondomein: overschot van opbrengsten, dat in Kongo niet kan worden verbruikt, en voor somptuaire werken in België zal worden aangewend. Toen hij echter voor de vijandige houding der Kamers kwam te staan, draagt Leopold II de kapitalen der Kroonstichting over op het Niederfullbachfonds, met gelijke bedoelingen. Het staat onbetwistbaar vast, dat de koning zijn erffortuin nooit heeft willen vermeerderen. Behalve zijne twee testamenten, komen de feiten dit bevestigen. Immers, telkens als de voorschotten, door den koning aan Kongo gedaan, hem terug werden betaald, wendde hij deze gelden aan tot het aankoopen of bouwen van onroerende goederen, die hij aan de Kroonstichting vermaakte. Stelt men dit vast, dan is logisch gevolg ervan dat Leopold's leidende gedachte was: al wat van Kongo komt moet Kongo blijven toebehooren. Waaruit volgt: de 55 betwiste millioen zijn uitsluitend eigendom van Kongo, hetgeen bevestigd wordt door elk woord, door elke daad van den koning, evenals door allen die met hem
| |
| |
hieromtrent in betrekking zijn geweest... En wat waar is voor de Kroonstichting en het Niederfullbach-fonds, is eveneens waar voor al de andere betwiste waardijen. Wij staan dus voor het dilemma: ofwel heeft de koning, zooals prinses Louise beweert, sommige eigendommen ten eigen bate van hun eerste bestemming afgewend. En dan is heel zijn leven een aanhoudende leugen geweest, bestendigd in zijne testamenten, ofwel bedoelde hij steeds met die eigendommen als vorst van Kongo België te verrijken. En dan kan men hem alleen sommige vergissingen verwijten. ‘Dat dit laatste alleen waarheid is,’ besluit mr. Hanssens, ‘heb ik voldoende uitgemaakt. De Belgische staat wacht dan ook met vertrouwen de beslissing af van het tribunaal.’
Mr. Bonnevie, advokaat van de Niederfullbach-stichting, deelt volkomen in de meening van mr. Hanssens. Alleen wil hij aan het tribunaal vragen, te zeggen, dat de stichting recht van bezit had, ook na den dood van den koning. En hierom vindt hij noodig, nog maar eens te vertellen hoe Niederfullbach tot stand kwam. Wij zullen er alleen uit onthouden, dat volgens mr. Bonnevie uit de data ten overvloede blijkt dat Niederfullbach uit het Kroondomein ontstond. De speciale fondsen van Niederfullbach hebben nooit tot het privaat erfgoed behoord. Reeds van na de conferentie te Berlijn bestonden trouwens dergelijke speciale fondsen. De toestand met Niederfullbach is dus deze van iemand, in wiens brandkast men na zijn dood sommen ontdekt, die hem niet toebehooren. Niederfullbach heeft het erkend, en daarom dan ook in Januari laatst het gekende akkoord met België gesloten. De eerbaarheid van al deze, die het akkoord onderteekenden, het feit
| |
| |
alleen dat ook koning Albert erin betrokken was, staan voor den ernst, de grondigheid, de geldigheid van deze overeenkomst borg... Nu kunt gij wel betwisten, dat koning Leopold bij 't overmaken der Kroonstichting aan die van Niederfullbach geheel volgens recht zou hebben gehandeld. Hem goede trouw, hem eerlijke bedoelingen ontzeggen kunt gij echter niet. Gij zegt dat alleen hoogmoed en haat hem bezielden. Waarom? Omdat hij verkoos de grootheid van zijn land te bewerken en te bevestigen, liever dan zich ten koste van dat land te verrijken en aan zijne dochters na te laten dat, wat de moed van duizenden Belgische soldaten, ingenieurs, missionarissen tot een reuzengebouw heeft opgericht?! Neen, de opbrengst van dien moed, van dien arbeid komt niet aan de prinsessen toe, alleen omdat zij de dochters van Leopold zouden zijn. En spreekt niet van de armoede van deze koningsdochters: zij zullen elk 22 millioen bezitten. Zeg niet dat koning Leopold II een slecht vader zou zijn geweest: in plaats van de elf millioen, die hij van zijn vader erfde, laat hij er haar van nu af aan 36 na. Er zijn in de Niederfullbach-stichting nog eens zes millioen, waarvan de herkomst betwistbaar is; wilt gij ze hebben? Wij staan ze gaarne af aan uw dorst naar goud... Dit zeggen wij natuurlijk alleen voor prinses Louise: de twee andere prinsessen hebben begrepen, zij, hoe een Belgische prinses handelen moet. Als men afstamt van den Heiligen Lodewijk en van de Habsburgers, van de Saksische graven van Maria Theresia heft men den sluier niet op die de kleine menschelijke miseries van uw vader bedekken, waar die vader een groote koning was; men gaat geen sommen opeischen waarvan het betwist kan worden, en met volle recht betwist wordt,
| |
| |
dat ze tot het persoonlijke fortuin behoorden; en men gaat geen stukken opeischen, als men zelf in gebreke blijft, bewijzen aan te voeren.
Op de bevestiging dat de Duitsche juridische personaliteit, waaronder de stichting van Niederfullbach gaat, volkomen recht van bestaan heeft in België, besluit mr. Bonnevie zijn, soms zeer welsprekend, pleidooi.... En hierop kan ook ik mijn Zondagochtend-karreweitje besluiten; - met het vooruitzicht dat ik u nog over drie dergelijke pleidooien volgende week en vermoedelijk nog een week nadien, zal te spreken hebben, als het zoo gemakkelijk zou zijn van nu af aan een einde te maken aan een proces, dat onbetwijfelbaar op conciliatie uit moet loopen....
N.R.C., 6 Juni 1911. |
|