het Nederlandsch tot de leervakken behoort, dat de overheid er de kinderen toe aanzet de taal der meerderheid van de Belgische bevolking aan te leeren, en ruim drievierden dier kinderen dien goeden raad volgen. Nietwaar, dat vele Belgen het voorbeeld dier Franschen mochten volgen?....
Maar het is etensuur. De president rijdt naar Laeken, waar een lunch hem wacht. Ik naar huis, met dezelfde bedoelingen en dezelfde gevolgen. Onze spijskaart deel ik u niet mee. Musset zei: ‘Qu'importe la liqueur pourvu qu'on ait l'ivresse?’ Ik transponeer: Wat hebt ge aan een menu als gij niet proeven moogt?...
En vanmiddag, drie uur, was het de Tuin-partij. Weêr deelde ik het lot van talrijke confraters: niettegenstaande een beroep op sommige menschen uit de onmiddellijke omgeving van den koning, was ik niet uitgenoodigd. Nochtans heb ik gedaan als een echt anarchist ditmaal: ik ben binnengedrongen, onder eene vermomming weliswaar, en met het uitzicht van iemand, die in een verholen hoekje van Vlaanderen de waardigheid van veldwachter zou hebben bekleed. Want ik wist dat er wel meer lui van dien aard uitgenoodigd waren geworden.
Ik beken het echter ronduit: ik had ongelijk, zulke slechte manieren tot de mijne te maken, en mij tot de rol van kwasi-inbreker te verlagen. Want wat is eene garden-partij? Het is een broeikas met veel volk binnenin, donder en bliksem daaromheen, en waar een krijgskapel zich paart aan bedwelmende geuren om het u onaangenaam te maken. Stelt u voor, goede lezer: eene opgedirkte menigte die palmboomen omverloopt; een ongenaakbaar buffet, waar de champagnewijn lauw is (men verzekert het