Om een broche
Brussel, 25 April.
Terwijl de ‘Molière’, die tempel der operette, weer eens la Fille de Madame Angot ten tooneele bracht, hebben de Brusselsche dames de la halle een klucht opgevoerd, zoo kostelijk dat bij deze werkelijk gebeurde geschiedenis de stoutste fantasie een zoutelooze mop gelijkt.
Bij het bezoek van het Duitsche keizerspaar hadden de bloemenverkoopende feeën, die sedert onheugelijke tijden hun zetels op de Groote Markt hebben opgeslagen, het delicate plan opgevat om aan de keizerin een bloemenhulde aan te bieden. Zij kozen daartoe uit hun midden een tweetal. Hoe deze candidatuur opgemaakt is? Ik weet het niet, waarschijnlijk zullen het wel de twee geweest zijn die het meest ‘fortes en gueule’ en ‘pas bégueules’ (o, heelemaal niet) waren. Daar echter volgens een beproefde spreuk het aangename met het nuttige vereenigd behoort te worden, hadden deze dames, voorziende dat hun geschenk door H.M. wel met een contra-beleefdheidje gereciproceerd zou worden, van te voren besloten dat indien dit reciproceeren een tastbaren vorm aannam, men ingeval van specie deze op communistische wijze zou verdeelen, ingeval het een of ander voorwerp was dit bij opbod te verkoopen. De beminnelijke vorstin, die, onder ons gezegd, wel een beetje geschrokken zal zijn van die gebaarde bloemen-dames, gaf aan deze beiden een keurige broche ten geschenke, versierd met den onontbeerlijken Rijksadelaar. Deze heerlijkheden wekten echter zoo de afgunst op van de overige collega's, dat solidariteit en afspraak plotseling ijdele klanken