Want na de militiewet komt thans de nieuwe schoolwet aan de orde. Na dienstplicht: leerplicht. Na de elegante oplossing, die de plaatsvervanging, der Belgische burgerij dierbaar, vervangen moest, zonder iederen rug de ruigheid van het soldatenpak op te leggen: schoolbezoek verzekerd aan ieder, zonder den heer Woeste af te schrikken door het Phares Mane Thekel van het verplicht onderwijs... En de heer Schollaert heeft er een wet op gevonden die...
Beter gezegd: van hetgeen de heer Schollaert er op gevonden heeft weten wij nog alleen den grondinhoud. En daarom hou ik het ook voor voorbarig, reeds thans mijn Stradivarius te stemmen, en mij in het concert der imprecaties of der vleiende lofuitingen te mengen. Zoo is het voor het oogenblik kwasi-onmogelijk uit te maken, hoe het in de nieuwe wet staat met eigenlijken leerplicht, waar feitelijk alles om draait. In den tekst der ministeriëele verklaring, aan de pers medegedeeld, staat gedrukt: ‘Verplichting: de familievader, welke zijn kind naar de school niet zal gezonden hebben, zal voor den vrederechter geroepen worden, welke eerst een verwittiging zal geven, daarna eene vermaning en ten slotte de aanplakking’; eene bepaling, die den vrede- of de kantonrechter, zonder dat het hem veel geestesinspanning kost, den weerspannigen familievader volgens de berisping, toe laat voegen: ‘Gij moet uw kind naar school zenden, anders krijgt gij van mij een verwittiging, bij herhaling eene vermaning, en ten slotte een briefje op uw voordeur of in een glazen kastje op het stadhuis.’ Dat hiermee de verplichting nog niet in de wet staat, geef ik toe, (al ken ik den wetstekst vooralsnog niet), maar dat ze erdoor in feite bestaat, zal wel hoofdzaak wezen; de plichtige