den tentoonstellingsartikel al te zeer gebleken, dan dat het voorbeeld ervan in de toekomst niet algemeen gevolgd zou worden. De paviljoenen van Nederland, Duitschland, Spanje, Monaco, Canada, en zoovele anderen zijn daar om te bewijzen, dat men bij afzondering niet alleen alle aesthetisch profijt heeft: ook de duidelijkheid, van het tentoongestelde, de voordeelige uitstalling komen des te beter uit, dat verwarrende omgeving is geweerd en al te onmiddellijke vergelijking is uitgesloten. Maar vooral in gevallen van brand brengt isolatie een zeer begrijpelijk voordeel meê; terwijl de vraag der aansprakelijkheid, bij beperking, heel wat lichter op te lossen is. Afzonderlijke gebouwen laten beter toezicht toe op waterleiding, bluschtoestellen, brandweerkrachten, dan als de zorg ervoor overgelaten wordt aan een centraal-comité, die ze dan nog gewoonlijk aan een subcomité toevertrouwt, hetwelk op zijne beurt betrouwt op bedienden, die de maat hunner verantwoordelijkheid niet beseffen. Zoo schrijft men den brand van Zondag toe aan een toezichter, die zijne pijp in de halls zou aangestoken hebben. In hoeverre dit waar is, weet ik niet; maar wèl weet ik, dat die man veel minder besef van zijn onvoorzichtigheid had, dan bijvoorbeeld baron Janssen, die ze zeker niet zou hebben begaan, ja, zoozeer wist hoever zijne verantwoordelijkheid ging, dat hij toezicht over brandgevaar aan anderen had opgedragen, dewelke natuurlijk al wat minder begrip hadden van wat op hen woog, en zich te gemakkelijk op minderen ontlasten. Zooiets zou, meen ik, in een minder gebouw, met een beperkter personeel, waar beter toezicht over te houden is, niet gebeuren. Dit bleek uitdrukkelijk bij den