| |
| |
| |
De tentoonstelling te Brussel
Brussel, 8 Augustus.
Waarlijk, het zal dezer tentoonstelling aan niets hebben ontbroken; al het menschelijke, ernstig of dwaas, noodig of onnoodig, edel of ijdel - het laatste niet het minste - heeft men er ontmoet of uitgestald gevonden; en voor den vreemdeling, die aller vreugde zat mocht zijn, en wien herhaalde bezoeken aan herhaalde wereldexposities eenige verveling om steeds herhaalde World fair-praestaties mochten hebben bezorgd, heeft men dit fonkel-nieuwe, dit beslist-ongewone, dit in expositie-tijd ongeziene en ongehoorde, deze eindelijk-verrassende, prikkelende, kittelende, opzweepende sensatie gevonden: eene ministerieele crisis.
Sedert verleden week bieden wij inderdaad den ontwikkelden bezoeker dit studieveld, deze intellectueele attractie, deze puzzle-in-volkskracht aan: gesteld ministerieele stuipen, hoe reageert eene wereldtentoonstelling daarop in het land en de stad waar de ziekte zich voordoet?
Ik heb me desaangaande aan proefondervindelijke studies gewijd; en ik moet helaas bekennen, dat ik ben teleurgesteld geworden. Noch de volkspsycholoog, noch de socioloog, noch de anthropoloog, noch zelfs de criminalist zullen eenige baat bij het geval hebben. Het ‘something rotten’ in den lande - het woord is niet van mij, maar van Shakespeare - waar, volgens de Belgische pers, deze ministerieele omwenteling op wijst, heeft niet den minsten weêrslag op de expositie gehad. Als nieuwe aantrekkelijkheid
| |
| |
is deze poging eene mislukking. Er is niets veranderd onder de tentoonstellingszon (dit is louter beeldspraak: men moest eerder spreken van tentoonstellingsregen); het is als met de ‘Predigt’ uit ‘des Knaben Wunderhorn’: alles blijft zooals het was: en zelfs minister Hubert gaat voort, joviale redevoeringen uit te spreken, alsof hij niets verloren had aan zijne twee verdonkermaande collega's.
Den slechten uitslag van hun poging hebben de inrichters trouwens aan zichzelf toe te schrijven: zij was al te nederig om te gelukken. Meer durf, een grootschere opzet had bij het expositiepubliek zeker heel wat meer bijval gehad. Algemeene afzetting van het ministerie; ontbinding der Kamers; drie of vier volksreferenda over leerplicht, kiesrecht en wat dies meer: welk feest! Maar deze al te schuchtere crisis: is ze zelfs maar een crisis? Leopold II is dood: het is maar natuurlijk dat Delbeke, als treuer Diener seines Herrn - om met Grillparzer te spreken - onzen vorigen koning, waar hij den trouwsten en inschikkelijksten minister van was, in het niet-zijn volgde. Baron Descamps heeft zich, naar oordeel van vrienden als van vijanden, in zake onderwijs, zoo niet in zake kunst, onbevoegd getoond: het was nogal klaar, dat hij maar liever wat rust moest gaan nemen. Beide heeren worden trouwens uitmuntend vervangen. Eenmaal een katholiek ministerie aangenomen, erkent men algemeen de bevoegdheid van minister Schollaert, voor wat onderwijs aangaat, hoezeer men ook zijne meeningen hieromtrent afkeuren moge; en minister Helleputte is bouwkundig ingenieur en éen der stichters van de boerenbonden, zoodat hij in zijn nieuw departement - openbare werken en landbouw - zich bevinden
| |
| |
zal als een bliekje in 't water. Rijst echter de vraag: wie zal beide ministers in de binnenlandse zaken en aan de ijzeren wegen vervangen? Het laatste eischt niet meer dan werkkracht en wilskracht; maar voor het eerste, vooral in een land waar de regeeringspartij tot op een meerderheids-minimum is geslonken, is er toch nog heel wat meer noodig. Zal men er den Waal Berger dulden? Of gaat Woeste een nieuw jong-katholiek, baron de Broqueville, in de regeering toelaten?... Zekerheid daarover hebben we lang nog niet...
Maar verlaten wij het pad der politiek, hebbende vastgesteld dat het expositiepubliek, beducht voor wolvenijzers en geniepige schietgeweren, er niets dan walg voor over heeft. En keeren wij onze oogen naar, laten wij onze vingeren betasten, wat den polsslag van eene wereldtentoonstelling mag heeten: de congressen die aldaar worden gehouden.
Meen nu niet, omdat ik in dezen laatsten volzin werkelijk congressentaal ben gaan schrijven, dat ik zoo heel erg met congressen ben ingenomen. In gewonen tijd biedt me hun programma slechts éen belangwekkend punt aan: het eindbanket. In tentoonstellingstijd wekt zelfs dát punt mijn weerzin. En dan: er is waarlijk ‘des Guten zuviel.’ Er gaat geen week voorbij, of ik krijg uitnoodigingen voor minstens zes van dergelijke internationale meetings. Gij zoudt het me echter kwalijk nemen, nietwaar, indien ik u plaagde met een uitvoerig verslag over het congres van de meesters-kleermakers, of over het dito van de artiesten-muzikanten, die voor het oogenblik te Brussel hunne behartigenswaardige beroepsbelangen verdedigen. En daarom laat ik die uitnoodigingen meestal onbeantwoord, trouwens
| |
| |
zeer onbevoegd in de behandelde onderwerpen, en nogal onverschillig aan de overtuigingen van een meester-kleermaker of de verzuchtingen van een artiest-muzikant. - Toch zijn er congressen, die wél de algemeene aandacht verdienen, en onder meer dat voor Lichamelijke Opvoeding. En omdat nog kort geleden de N.B.v.L.O. in Holland belangrijke vergaderingen heeft gehad, en omdat een aantal Hollanders - ik noem in 't voorbijgaan luitenant-kolonel Schotman, kapitein Burman, luitenant Van Houtema, luitenant Van Blijenburgh als de meest-bekenden - de werkzaamheden van het congres volgden, wensch ik, er u een en ander over te vertellen.
Dit congres had voor doel ‘l'étude des divers moyens d'éducation physique tant au point de vue pédagogique et militaire que médical et esthétique; il se proposera de contribuer, théoriquement et pratiquement, à faire évoluer l'application des principes de la méthode de Ling, dans le sens des données de la science et des exigences de la vie moderne; il tâchera de favoriser l'expansion de toutes les formes rationnelles de culture physique et de formuler les lois de l'hygiène appliquée au mouvement.’ Tot verwezenlijking van zulk uitgebreid programma hadden de congressisten zich in vijf afdeelingen verdeeld: 1o. paedagogisch turnen; 2o. spel, sport, militaire voorbereiding, oefeningen; 3o. eurythmisch turnen, callisthenische dans; 4o. geneeskundig en bijzonder turnen; 5o. gymnastische physiologie en psychologie, hygiène der beweging. In elk dezer afdeelingen werden zeer belangrijke verslagen uitgebracht, o.m. door de ‘National League for Physical Education and Improvement’ over ‘The present position of physical education in England’; door den heer Loquifer over ‘L'éducation
| |
| |
physique dans les établissements d'enseignement moyen au point de vue physiologique’, en door den heer Kuypers over hetzelfde onderwerp, met eene zeer belangrijke lijst van oefeningen voor elken leeftijd; door luitenant Ketelle en den heer Kocké over physisch weerstandsvermogen, tuchtzin en aanpassing van individueel inzicht op algemeenen tucht; door den heer K.A. Knudsen over Lichamelijke opvoeding in Denemarken; door den heer Marquebreucq - zeer belangrijk - aangaande physische opleiding van abnormale kinderen; van de heeren Schepers en kapitein Grade, eindelijk, die diepgaande studie hebben gemaakt over Lichaamsoefening en Zenuwstelsel, en over het Meten der uitslagen van derivatieve bewegingen. Verder werden tal van wenschen uitgesproken, waaronder deze aangaande rythmiek en dans me niet het minst belangwekkend voorkomen, en die ik hier overdruk.
‘La troisième section émet le voeu de voir les rondes et danses populaires trouver leur place au cours de la leçon de gymnastique dans la partie réservée aux jeux. Elle émet ensuite le voeu de ne voir subir aucune transformation à ces rondes anciennes et de les laisser dans leur intégrité, afin de ne rien enlever à leur caractère particulier. Elle espère voir grouper les rondes en rondes naïves pour enfants, c'est-à-dire dont les paroles et les pas sont simples, en rondes pour adolescents ou pour adultes d'après la complexité des figures et d'après le sujet plus ou moins avancé de la chanson.
La 3' section estime qu'il faut déterminer le nom des différentes méthodes de gymnastique employant la musique, afin qu'il n'y ait pas d'équivoque. Le mot eurythmique ne devrait s'appliquer qu'à une méthode visant le côté
| |
| |
artistique (méthode Jaques-Dalcroze).’
En om te eindigen: het congres heeft besloten een internationaal bureau voor lichamelijke opvoeding op te richten.
Ik heb me, bij de bespreking van dit congres, bepaald tot eene opsomming. Ik deed het aldus, omdat ik, zelf lichamelijk zeer slecht opgevoed en zelfs eenigszins schuw voor dergelijke opvoeding, de bevoegdheid mis om u op eigen hand en naar eigen bevinding een relaas der werkzaamheden te geven; ten tweede, omdat, naar me dunkt, uit een dor lijstje dier werkzaamheden te beter de ernst blijkt van wat werd afgehandeld. Men kan er uit vaststellen, dat rationeel opleiden van het lichaam iets anders is dan brutale sport of onberedeneerde waaghalzerij. Men leest er zelfs uit, dat schoonheidsbedoelingen bij de voorstanders van intensief lichamelijk onderricht aanwezig zijn, zelfs buiten de onbetwistbare aesthetische winst voor het lichaam, bij wie zich op turnen toelegt. En ik vergeet ook niet, dat op het verband tusschen gymnastiek en geestelijke tucht ten duidelijkste nadruk gelegd werd. Ik vraag me echter af, of niet dieper gaand de kwestie der verhoudingen tusschen lichaam en geest, tusschen physische lenigheid en intellectueele gevatheid, tusschen de dubbele - dierlijke en psychische - gezondheid en schoonheid op een congres als dit konden worden bestudeerd. Die complete gezondheid van lichaam en ziel; dat natuurlijke evenwicht; dat ideaal van alle menschheid, zoo voortreffelijk door Platoon geformuleerd: men verkrijgt ze nog niet door rhythmische rondedansen, hoe mooi ze ook wezen, noch door voorbereiding tot den militairen stand, hoe nuttig die ook moge zijn. En minder belangrijk dan deze vragen is de mijne
| |
| |
toch niet... Welke philosoof, tevens turner, welke soldaat, tevens wijsgeer, lost ze op? Ik hoop dat het moge gebeuren op het eerstkomend congres voor L.O.
N.R.C., 10 Augustus 1910. |
|