| |
| |
| |
De tentoonstelling te Brussel
Brussel, 23 Juli.
Er is geen tentoonstelling zonder ‘voorname bezoekers’. Zij zijn er het belangwekkendste sieraad van, en de eerste reden van haar bestaan. Zij maken er het levende, bewegende, paradeerende en afwisselende bestanddeel van uit. Zooals een dierentuin bestaat uit twee elementen: uit een onroerenden tuin met onroerende hokken, en uit dieren die in dien tuin, in die hokken roeren, zoo biedt een wereldtentoonstelling den bezoeker allerlei onroerende zaken ter aanschouwing, en ook roerende wezens, die men ‘voorname bezoekers’ noemt. En, zooals het vaak gebeurt, dat in een dierentuin de beesten meer aandacht wekken dan de tuin, zoo gebeurt het ook wel dat het de ‘voorname bezoekers’ zijn, die in een wereldtentoonstelling de meeste belangstelling wegdragen, meer belangstelling dan de onbeweeglijke gebouwen en stands, die ze door- en voorbijloopen.
Denk niet geachte lezer, dat ik met mijne vergelijking maar eenigszins kwaadwillige of beleedigende bijbedoelingen heb: daar is mijne eerbied voor de edele zoölogische exemplaren der dierentuinen te groot voor; en anderzijds: ben ik-zelf niet, nog geen week geleden, voor een ‘voornaam bezoeker’ gehouden geworden? Want, als het eerste kenmerk van een voornaam bezoeker dáárin bestaat, dat hij door de tentoonstellingsoverheden ontvangen en verwelkomd wordt, en te gast gaat bij ministers, dan zijn de leden van het Perscongres - anch' io son' giornalisto! -, dat Zondag en Maandag plaats had, onbetwijfelbaar voor voorname bezoekers te houden. En daarom verzoek ik u, niets moedwillig- | |
| |
kwaadaardigs in mijne vergelijking te zien....
Dat ik u over dat congres niet schreef, ligt aan het congres-zelf. Het liet het, zooals elk congres, bij vrome wenschen, waarvan een enkele een zaak van algemeen belang gold: ‘het letterkundig eigendom van het dagblad en van den dagbladschrijver.’ De wensch, hierbij uitgebracht, luidt, dat bij aanhaling, de bron en, in voorkomend geval, de handteekening zouden worden vermeld, vooral waar inhoud of vorm een persoonlijk karakter dragen. Dit is geen nieuws, nietwaar? Nochtans schijnt die wensch in België aan een hoogstdringende behoefte te beantwoorden... Verder at het congres, herhaald en uitmuntend, en er waren weinig tentoonstellingsbanketten, waar het zoo los en zoo prettig toeging.
Dit alles, alleen om u duidelijk te maken, dat ook ik deze week voornaam bezoeker ben geweest.
Ik was trouwens niet de eenige. Want daar waren nog, o.m., de Tsaar van Bulgarije en Jack Johnson, de beroemde boks-kampioen.
Laat ik bij deze, en vóór ik verder ga, aan ieder voornaam bezoeker, of wie het wenscht te worden, den gouden raad geven, niet naar Brussel te komen zonder zich te voorzien van den uitmuntenden ‘Gids voor Brussel en de Tentoonstelling’, geschreven door mijn achtbaren confrère Herman Teirlinck en uitgegeven door de Firma v.h.H.W. Dusault, uit uwe stad. Dit is geene betaalde reclame: het is het gevolg van oprechte waardeering. Al blijkt dit nu misschien niet overvloedig uit zijn roman: ‘Het Ivoren Aapje’, weinigen kennen Brussel als Herman Teirlinck, en gij vindt geen vriendelijker cicerone, om van het democratische Pieremansstraatje naar den hoogedelen
| |
| |
Noord-Oostenwijk, van het woelige bedrijf der doorsneêboulevards naar de diplomatische kalmte der blinde ministeries, van het populaire Molenbeek naar de voorname Louisa-laan te wandelen. Als elk Brusselaar vertoont Teirlinck het dubbele karakter van den joviaal-leuken Vlaming en den praktisch-vluggen Grootstedeling. Gij vindt die tweevoudige hoedanigheid in zijn ‘Gids’ terug: de Vlaming - hij is van Breughel's en Brauwer-familie - geleidt u allereerst naar de eigenaardige volkswijken, bezingt u hun kleurrijk Vlaamsch, prijst hunne inheemsche bieren boven Duitsche importatie; de grootstedeling toont u het maximum der merkwaardigheden in een minimum van tijd; zegt u welke trams gij nemen zult om ter gewenschte plaats te komen; geeft u, in een viertal aangename en doeltreffende wandelingen, een zeer juist, zeer stipt, en zelfs vrij compleet beeld van de stad te zien. Voorwaar, ik zeg het u: dit jongste werk van Herman Teirlinck is zijn nuttigste; een uitmuntende reisgids die niemand mag ontberen, en ieder van uitnemenden dienst zal zijn.
Ik weet niet of de Tsaar van Bulgarije hem heeft gebruikt. Ik weet alleen dat hij er volkomen toe in staat zou zijn geweest, want: de Tsaar der Bulgaren kent en spreekt Nederlandsch. Ik zie daar nu wel geen overtuigend bewijs in, dat het Nederlandsch eene wereldtaal is, of op punt staat het te worden. Ik wacht er me zelfs voor, het feit voor eene overwinning der Vlaamsche Beweging te houden. Maar bewijst het niet ten voordeele onzer moedertaal, dat een verstandige en moderne vorst het niet beneden zich acht, ze aan te leeren? Een praktisch vorst tevens, die het wel niet gedaan zal hebben zonder nuttigheidsbedoeling, - al zie ik niet heel goed in, de welke.
| |
| |
Want de beweegredenen van staatshoofden zijn een bodemloos geheim, en mijne diplomatische kennis is niet subtiel genoeg, ze te doorpeilen....
Een verstandig, praktisch en vooral modern staatshoofd, onze voorname bezoeker van verleden week. Was hij de eerste bekroonde kruin niet, die, op Belgischen bodem (‘champs d'expérience de l'univers’, zooals een Fransch oeconomist hem onlangs noemde), eene vliegmachine besteeg en door de luchten ging zwieren? Hebben de overheden der Tentoonstelling, heeft de magistraat der Vlaamsche steden ooit een voornaam bezoeker ontvangen, die even nieuwsgierig was en hun evenveel vaak lastige vragen stelde, tevens blijk gevend van evenveel wetenschap en evengroot vernuft? Ferdinand van Bulgarije is een Coburger, en, als Leopold II, een Coburger met Fransch bloed in de aderen. Daarbij bepaalt zich trouwens de gelijkenis niet. Ze bepaalt zich zelfs niet bij eene verbazende gelijkenis in de gelaatstrekken: zelfde groote, scherpe neus, die goedmoedig in vorm eener lange peer uitloopt; zelfde, eenigszins ironische, maar in de uitdrukking zeer beheerschte mond; zelfde oog, dat niet meer verraadt dan het wel wil, maar dat plots scherpe of guitige stralen uitschiet, om even vlug schuil te gaan onder schijnheilige oogschalen. De overeenkomst tusschen beide bloedverwanten gaat, naar men mij verzekert, verder: zelfde grootsche plannen, zelfde doordrijvende wilskracht, zelfde machiavellisme en zelfde autocratie. Maken deze eigenschappen van Bulgarije een tweede België? Vermeerdert Tsaar Ferdinand ooit de grootheid en den roem van zijn land?
Ik kan het u bezwaarlijk verzekeren, want in deze ken ik veel minder Ferdinand van Bulgarije dan den wereld- | |
| |
kampioen Jack Johnson, die wel degelijk, hij, de glorie van Amerika hoog houdt en vergroot...
Johnson, voorafgegaan door de verblindende faam, is te Brussel komen uitrusten op de lauweren, geplukt - laat me deze beeldspraak toe - op oogen, neus en lippen van dien ongelukkigen Jeffries. Zijne bedoeling was inderdaad, als een eenvoudig staatshoofd, Brussel incognito te bezoeken. Doch, weêrstaat men aan de volksgunst, temeer als men ze op zulke schitterende wijze heeft verdiend? Johnson heeft het dan ook niet beneden zich geacht, in de tentoonstelling, bij Bostock, te worstelen. Om negen uur hebben de bezoekers, die tegen hoog geld eene plaats hadden veroverd - ik verzoek u te gelooven, dat ik er niet bij was - een heer zien binnenkomen, in wellevend-gekleede jas en een zijden hoed, die ongetwijfeld van prima kwaliteit was. Van hem mocht het heeten als in het oude Drie-Koningenliedje: ‘Al is hij wat zwart, hij is er bekend’, want het was niemand anders dan Jack Johnson. Oordeelt over de emotie van de sportslui, de echte, zij die ook wel nu en dan eens het aangezicht hunner beste vrienden, tot veredeling van het menschenras, met een bloedneus versieren.... Jack Johnson, hij, heeft eerst, goedmoedig en vorstelijk-mild, aan leeuwen en tijgers, ijsberen en panters, anderhalf uur lang toegelaten te toonen, dat ze toch ook zoo heel mak niet waren. Daarna is hij opgestaan, en, na langdurig smeeken van het publiek, heeft hij toegestaan te bewijzen, dat onder alle wilde beesten hij toch wel het allerergste is. En in een ommedraai heeft hij twaalf tegenstanders, waaronder de Belgische kampioen in eigen persoon - zie eens! -, ‘knock out’ gemaakt.
| |
| |
Zijn succes is dan ook enorm geweest.
Jack Johnson is, onder de bezoekers der tentoonstelling, vooralsnog de voornaamste.
N.R.C., 24 Juli 1910. |
|