Nederlandsche kunst, van vroeger als van heden... Spreker brengt hulde aan het Holland van gisteren en van nu, groot door zijne wetenschap en zijne kunst; groot, bij vrouwen als bij mannen, door taaien wil naar ontwikkeling: eene zedelijke grootheid, die voet houdt naast eene weêrgalooze materieele.
Na lang toegejuicht te hebben, dronk men portwijn (Very Old Royal Porto 1865), en toen sprak de heer Treub in het Fransch nog eenige woorden van hulde en dank aan onzen royalen gastheer, den eeuwig-jongen minister Beernaert, Beernaert-sempervirens, die, dertig jaar geleden al, droomde van eene Hollandsch-Belgische Akademie, en die thans, dank zij eigen ijver en eigen volharding, de toenadering bewerkstelligd heeft en verwezenlijkt ziet. (Applaus.)
Want die toenadering - nu is het niet meer mr. Treub die spreekt, maar ik-zelf - die toenadering bestaat thans in feite. Sceptici hadden meenen op te merken, dat, op het banket van mr. Regout, de Hollandsche sprekers zich een beetje weigerig over de toenadering hadden uitgelaten, terwijl de Belgen er den mond vol van hadden. Nu zullen die sceptici wel op hun meening terugkomen. Meer nog misschien dan bij de Belgen, want ongewoner, merkt men de gulheid op waarmede de Hollanders erover spreken. En kan het nu ook gebeuren dat de oeconomische toenadering en hare praktische gevolgen langer uitblijft dan sommigen wenschen, de toenadering der harten is er, - en dat is veel.
Na het banket ging men nog koffie gebruiken, en een likeurtje, op het Stadhuis, waar burgemeester Max met zijne gewone hartelijkheid zijne gasten ontving. En het was eerst in de uurkens, waarvan het cijfer gering is en ook de duur heel kort schijnt te zijn, dat wij naar huis togen.
N.R.C., 29 Juni 1910.