Florimond van Duyse †
Brussel, 20 Mei.
Plots, zooals hij placht te doen op feest of vergadering, norsch uit nederigheid, brutaal uit onverdelgbare schuchterheid, is Florimond van Duyse van onder de levenden verdwenen. Zijn afsterven, zoo onverwachts vernomen, doet me inderdaad aan als toen hij bij een concert aan mijne zij gezeten, ineens opstond en ongezien vertrok, op het oogenblik dat een lied van hem zou worden gezongen - het was het zeer mooie ‘Geuzenvendel op de Thuismarsch’, op woorden van Hemkes -, of als op dien dag dat wij te Brussel in een koffiehuis zaten, en hij een hoog-officiëel personaadje binnenkomen zag, wien hij plichtsplegingen verschuldigd was.
Hij is heen, wie hem maar eenigszins heeft gekend, heeft, bij 't vernemen van zijn dood, ongetwijfeld in eigen hart den zeldzamen bons gevoeld, dien men alleen ondervindt bij 't onverwacht verdwijnen van zeer sterke, geheimzinnig aantrekkelijke personaliteiten. Forsch en norsch, weinig sympathiek naar het uiterlijk, lang niet mak met zijn vrienden, afwerend-vriendelijk met minder bekenden, voor ieder koel in schijn, maar ook voor ieder van de innigste goedheid, zoodra zijn hart en zijn hoofd de waarde en het gehalte hadden gekeurd, was Florimond van Duyse een groot kind gebleven, gelijk alle groote kunstenaars zijn, - een groot kind... dat krijgsauditeur was.
Want voor hem, als middel-tot-verweer, zal zijn ambt in de magistratuur van groot nut zijn geweest. Zijn ge-