| |
| |
| |
Twee ‘schandalen’
Brussel, 6 Mei.
De verkiezingen naderen. Eergisteren zijn onze ‘honorables’ in vacantie gegaan. Zij hebben het strijdperk verlaten om de planken te betreden; na den tegenstrever bekampt te hebben, gaan ze voor de deur eigen lof en roem zingen. De ‘campagne électorale’, feitelijk een heelen tijd begonnen al, maar door tweederangsrollen en ‘doublures’, gaat nu met de eerste tenors voor den dag komen. En, daar het oogenblik plechtig is, daar er eenige hoop mag gekoesterd worden, zoo niet de regeering aan de katholieken te ontrukken, dan toch weer enkele zetels bij te winnen en aldus de reeds geknakte macht der katholieken nog meer te verlammen, zoo gaat men er vooral links op los met bewonderenswaardige onstuimigheid.
Het moet gezegd: zij worden door de omstandigheden prachtig gediend, de liberalen. Op het oogenblik, dat de Kamer uiteen zou gaan, braken ineens twee ‘schandalen’ uit, het eerste, dat tragisch is, geheel onverwacht; het tweede, te goeder ure door volksvertegenwoordiger Buyl verwekt, dat niet met al de noodige omzichtigheid geleid werd, en niet bereikte wat het bedoelde te bereiken.
Het eerste: schandaal-Coremans. Gij kent de feiten en gij kent den man. Na twee-en-veertig jaar openbaar leven, een leven van hardnekkigen strijd en strenge beginselvastheid, gooit de man zijn eigen ruiten in en legt de onwillekeurige bekentenis af dat hij van zijn mandaat van volksvertegenwoordiger heeft gebruik gemaakt om concessie te verkrijgen van eene tramlinie, en dat hem daar- | |
| |
voor uit zou worden betaald de som van 250 duizend frank.
Het geval heeft natuurlijk opschudding verwekt. Wie roemde de eerlijkheid niet van den ouden Coremans, van dien koppigaard, die, als hij één van zijn stokpaardjes besteeg, er op zat als op het ros der vier Heemskinderen, en ten strijde toog met een koude geestdrift, gewapend met het zwaard van den wil en de lans van het sarcasme: een zeer geducht, een onoverwinnelijk kampioen, als het de verdediging gold zijner twee idealen: ‘niemand gedwongen soldaat’, en ‘ontvoogding en kultuur van het Vlaamsche volk’. Een kerel tegen wien iedereen opzag, al liepen er soms zonderlinge geruchten rond over zijn vergedreven cynisme. De man, die op een drietal jongere leden na, Walen natuurlijk, geheel tot de Vlaamsche Zaak had bekeerd, - en die nu, door zijn plichtverzaking, zich ineens den eerbied onttrekken ziet, zelfs van dezen die, geplaatst boven partijpolitiek, niet vergeten welke eeuwige diensten Coremans aan Vlaanderen bewezen heeft.
Het is werkelijk een heel treurig einde. Een heelen tijd al ging het trouwens den man minder goed. Verzwakt en geblaseerd, ernstig ziek daarenboven, ontbraken hem kracht en moed, zijne geliefkoosde denkbeelden in de Kamer te verdedigen. Voor twee jaar, toen in de Kamer zijn wetsvoorstel over het Nederlandsch in het vrije middelbaar onderwijs ter sprake was, en verzonden werd naar de beruchte commissie, was dit voor hem een neerlaag. Met mooie dapperheid had hij toen nog voor zijn kind in de bres gestaan. Maar zijne, zeer verzwakte, stem droeg niet meer; men luisterde nauwelijks naar den grijsaard, en dezes politieken pleegzoon, Adelfons Henderickx, die toen pas den drempel der Kamer had overschreden, bezat
| |
| |
de autoriteit niet, om het gebrek aan aandacht aan te porren door de stevigheid zijner argumenten. Nu is dat wetsvoorstel Coremans er toch door: we hebben onze wet over het vrije middelbaar onderwijs; eergisteren werd ze door den Senaat met een goede meerderheid gestemd. Maar gij weet welke toegevingen de heeren Segers en Franck, die 't oorspronkelijk ontwerp hadden bewerkt, zich moesten getroosten; en ik wees er u op hoe gemakkelijk die wet zal kunnen worden ontgaan. Neen, in den goeden tijd van Coremans zou dit stellig niet zijn gebeurd, en het zal voor dezen wel een teleurstelling zijn geweest, zijn laatsten slag met zulke geringe zege naar huis te dragen.
Hoe het met het ‘niemand gedwongen soldaat’ verging, weet ge even goed als ik: het antimilitarisme heeft uitgebloeid in België. Verraden, zoo dat heet, door éen harer mandatarissen, minister Delbeke, heeft de Antwerpsche meetingpartij, die het als hoofdbeginsel in haar vaandel droeg, het tegen de formule ‘éen zoon per gezin’ moeten opgegeven. Weer een gevoelige slag voor den grijzen Coremans, die het niet meer vermocht, zijn princiep in de Kamer voor te komen staan.
En nu, na die halve zege, na die geheele neêrlaag - hij die gewoon was, hoe de strijd hardnekkig kon wezen, aan triumph, - nu de eindelijke délen: de heer Coremans heeft zich schuldig gemaakt aan de ergste oneerlijkheid die een volksvertegenwoordiger kan begaan. Ook hebben zijne vrienden besloten, zich niet meer aan te bieden op eene lijst, waar zijn naam op voorkomen zou. Overboord geworpen, geeft de oude man het niet op. Hij komt voor den dag met eene aparte lijst. Maar dit kan anders niet
| |
| |
wezen dan bittere ironie: zelfs herkozen, wordt de aanwezigheid van Coremans in de Kamer eene onmogelijkheid. Men gaat niet cynisch paradeeren, onder den neus van wie men ten zeerste beleedigd heeft, of de beleedigde maakt daar kort spel meê...
Het tweede ‘schandaal’, dat trouwens van mindere orde is, waarbij te zeer op een gemakkelijk effekt gerekend werd, en dat niet uitliep op wat er van werd verwacht. Met allerlei bewijsstukken in de hand en zijn bekenden ijver, heeft de liberale volksvertegenwoordiger voor Oostende, Adolf Buyl, senator de Pret, dezes schoonzoon architect Vaes, en de vennoot van dezen ondernemer R. Van der Cruyssen verdacht gemaakt en beschuldigd van geknoei met staatsgelden, naar aanleiding van de Belgische afdeeling, waar bedoelde senator commissaris-generaal van was, en waarvan de werken geleid en uitgevoerd werden door bewuste architect en ondernemer.
Hier is wel spraak van opzettelijke dwarsdrijverij naar aanleiding van de verkiezing: de heer Buyl bezat de bewijsstukken sedert geruimen tijd en, al kan in deze zijn recht niet worden ontkend, deze bewijzen in 't licht te brengen waar en wanneer hem goeddacht, dan rijst niettemin de vraag of de belangen van het land niet boven de belangen eener partij moeten worden gesteld, en of bewust geknoei met staatsgeld niet onmiddellijk moest aangeklaagd, liever dan het als propagandamiddel bij aanstaande verkiezingen te doen dienen.
Maar dit boven het hoofd gezien: wat niet kan worden ontkend is, dat de heer Buyl wel wat heel voortvarend is geweest in deze. Zeker, daar is iets niet geheel zuivers in 't feit dat de schoonzoon van een commissaris- | |
| |
generaal gelast wordt met het maken van een plan, waar de schoonvader hoog gezag over voert; dat er verder tusschen architect en ondernemer en nog andere lui eenig geschacher zal plaats hebben gehad kan best wezen: dat gebeurt immers altijd en overal; dat daarenboven de heer Van der Cruyssen - het rumoerige hoofd der katholieke Jonge Wachten - een extra-som van 25 duizend frank heeft ontvangen, waarvan men niet recht weet wat hij er in feite meê uit heeft gevoerd, - ook zal hij ze wel niet in eigen zak hebben gestoken, - staat vast. Dat de heer Buyl in zijne beschuldigingen echter wat ver is gegaan, wordt hierdoor bewezen dat hij, die aanvaard had ze buiten de Kamer te herhalen, waar hij niet meer onder parlementaire onschendbaarheid ging, aan een brief van den heer de Pret, die hem daartoe uitnoodigde geen gevolg meende te moeten geven, en tevens door zijne vrienden zijne onschendbaarheid bepleiten liet.... Zoodat dit ‘schandaal’ wel als eenigszins mislukt moet worden beschouwd....
Hetgeen niet belet dat wij er minstens éen plezierige Kamerzitting aan beleefd hebben. Van uit de tribune der senators had de heer de Pret met luider en razeriger stemme den heer Buyl uitgedaagd. Daaruit, natuurlijk, rumoer en herrie. Voorzitter Cooreman doet de tribune der senators ontruimen. Woede nu van dezen, die niet willen boeten voor de onbezonnen daad van éen hunner. Ze mogen eindelijk, behalve de Pret, weêr binnen,.... maar stellen zich daarmeê niet tevreden, en gelasten hun voorzitter van den voorzitter der Kamer excuses te eischen.... Ziedaar, ten minste, patres conscripti: met haar op hun tanden....
En nu, na de twee schandalen, is de heilige kiestocht
| |
| |
begonnen. Wie zal het winnen, einde der maand? Langs beide kanten zijn de kansen dubieus. Pronosticeeren is zelden zoo moeilijk geweest, als thans, want aan elke zijde zijn ijver en moed even groot. En ijver en moed zijn steeds mooie hoedanigheden, zelfs aangewend tot minder-mooie doeleinden!
N.R.C., 7 Mei 1910. |
|