terie, dan gevoelt die natie niet alleen de noodwendigheid, dan heeft zij tot opgelegden plicht, heel het menschdom in de overwinningen van zijn arbeid deelachtig te maken.
De Duitsche tentoonstelling, eindelijk, beteekent: overwinning van den Arbeid onder den voortstuwenden steun der Autoriteit. De huidige rijkdom van Duitschland bestaat geenszins uit roerende of onroerende goederen; zooals in ons klein België heeft hij tot hoofdfactor den Arbeid, den schranderen, doorgezetten, hardnekkigen arbeid.
En Keizer Wilhelm heeft de zeldzame verdienste, aan de leiders van volkeren den weg te hebben gewezen, door te Berlijn de eerste internationale Arbeidsconferentie samen te hebben geroepen.
In de reusachtige halls, waar de metaalnijverheid, de mechanica, de electriciteit, de wetenschappen, die ieder jaar den roem van het Duitsche Keizerrijk aangroeien doen, verheerlijkt worden, trof me vooral de afdeeling, gewijd aan de vorming van den Burger en aan de verbetering van den Arbeider, aan de opleiding en aan het onderwijs.
Daarin ligt het ware geheim van de huidige macht van Duitschland.
Duitschland, dat weet wat de Arbeid waard is, omringt den werkman met schrandere zorg, van af het oogenblik dat hij nog leert, tot op dat waaruit het werktuig uit zijne hand valt. De schat van vleesch en been, gestadig en vruchtbaar door het Duitsche ras vernieuwd, is, vanwege menschen en wetten, het voorwerp van een gedurige bezorgdheid; en Duitschland komt de eer toe, het eerste te zijn geweest om een praktische bevestiging te geven aan de edele gedachte van Joubert: “Les Vieillards sont la ma-