bekroond is, treedt eerst het ‘Deutsche Haus’, en, daaraan palend, het ‘Wein-Restaurant’ naar voren. Onder deze dóor leidt een stadspoort van het linkerdeel van den hoofdgevel naar den linkervleugel ervan.
Het ‘Deutsche Haus’ bevat de bureelen van de Duitsche tentoonstelling, eene reeks salons voor ontvangsten, enz. een groote officieele zaal, en een voordrachtenzaal. Tegenover de wijn-restauratie staat in de tuinen het ‘Münchener Haus’, eene smakelijke bier-restauratie. Deze drie gebouwen maken als het ware het been uit van de T. De horizontale streep ervan wordt eenerzijds door de ‘Raumkunst- und Kunstgewerbehalle’ en door de ‘Kultushalle’ ingenomen, en anderzijds door de uitgestrekte galerijen voor Industrie, Ingenieurswezen, Machienenbouw, en IJzeren Wegen.
Uit deze, nogal dorre, opsomming, die u echter, hoop ik, op nogal duidelijke wijze de samenstelling van het Duitsche geheel voorstelt spreekt al dadelijk wat ééne der hoofdkenmerken van de Duitsche tentoonstelling is: zin der orde, liefde voor het systematische, en ook wel, wat van belang is, zucht naar volledigheid. Onze verdere bezoeken aan al de hierboven opgesomde afdeelingen, zal u hiervan een duidelijk bewijs geven.
Laat ik het voor heden laten bij deze algemeene beschrijving van het uiterlijke, en bij dezen eind-indruk: in 't grauwe wit hunner muren, onder de loodkleur van hun schaliedaken, bonkig en zwaar, imponeeren de Duitsche gebouwen, meer door hun intellectueele waarde, dan door hunne aesthetische. Hier is heel veel wil, heel veel streven vast te stellen, maar allerlei hoedanigheden, die dan ook meestal bereikt worden, maar waarvan men voelt, dat