de leur terme de service.’
Volgde daarop de basis, die zulke aftredingstoelage ten gronde lag.
Zulk een regeling kon niet blijven duren na de overneming, 1o. omdat Kongo-Vrijstaat eene Belgische kolonie was geworden en eene Belgische wet dientengevolge de bepaling van de Vrijstaat-verordeningen bestendigen moest; 2o. omdat de getroffen maatregel afhing van de willekeur der regeering, die oordeelen zou of de belanghebbenden ‘zich onderscheiden hadden in de uitoefening van hun plicht’, gelijk het in bovenstaanden tekst heet.
Daar was dus geen tornen aan: een pensioen moest, rechtshalve, de aftredingstoelage vervangen. Na ondervraging van de volksvertegenwoordigers Mechelynck en Monville stelde minister Renkin een ontwerp op. En nu blijkt het uit dit ontwerp, dat een paar dagen geleden vóor den kolonialen raad kwam en er lichtelijk gewijzigd, maar principiëel goedgekeurd werd, dat onze meeste Kongoleezen onder den nieuwen maatregel financieel nadeel lijden.
Het ontwerp, - dat dit vóor heeft, niemand meer uit te sluiten, - bepaalt dat, van af 1897, vijftig frank zullen worden afgetrokken op elke duizend frank aftredingstoelage, door de belanghebbende getrokken. Hetgeen wil zeggen dat de oud-Kongoleezen, die op het Grootboek der Openbare Schuld voor 1000 frank ingeschreven staan, door den staat 50 frank ontnomen worden. En, wat erger is: dit geldt alleen de ‘agents de l'administration des districts et de la Force publique.’
Dit laatste is inderdaad van groot belang. Immers, het zijn niet alleen deze ‘agenten’ die toelagen vanwege den Vrijstaat ontvangen hebben. Zij, die, uit koninklijke