den te houden. Die waarheden van algemeene orde zijn: weinig tentoonstellingen zullen, aesthetisch, bij die van Brussel mogen vergeleken worden; de gevel der Hollandsche afdeeling is, naar het oordeel van den heer Acker, mijn reeds genoemden tafelgenoot, de schoonste der tentoonstelling, waaronder nochtans zeer merkwaardige; de heer Regout, commissaris-generaal der Nederlandsche regeering, is bepaald de vriendelijkste der commissarissengeneraal; de wegenis der tentoonstelling laat nog veel te wenschen over; ik verloor een overschoen in het slijk van de wijk ‘Brussel-Kermis’; diezelfde wijk, bezocht onder toezicht van collega Fritz Rotiers, is een wonder van smaak en belooft genot: nooit werd het oude Brussel, van de vijftiende tot de achttiende eeuw, met evenveel talent gereconstrueerd; wat was de dag van gisteren heerlijk en het Ter Kamerenbosch prachtig van het terras van den ‘Groenen Hond’, centrum van dat oude Brussel; en, om te sluiten, wat...
Neem me niet kwalijk, maar hier begin ik eene nieuwe alinea. Het geldt immers iets zóó nieuws en zóó ongewoons, dat ik het haast niet schrijven durf: wij komen, namelijk, tegen de opening klaar!
Ik bedoel: uiterlijk althans. Het bestuur en de meeste afdeelingen zullen met hunne gebouwen nagenoeg tegen einde der maand, tegen de opening dus, geheel klaar zijn. En dat is, verneem ik, met nog geene enkele wereldtentoonstelling gebeurd.... Wat of hoe het echter zal zijn binnen-in de gebouwen...., ja, dat hangt natuurlijk van de ten-toonstellers af, en als die niet meêwillen....
Intusschen, en in afwachting van verdere voorbereidende brieven, kan ik u al verzekeren, dat men zich niet