vertaling is van het Vlaamsche dialect van de lage wijken, en dat dan nog met allerlei uitdrukkingen, vaak met gansche volzinnen, Brusselsch-Nederlandsch doorspekt is. Zoodat men zou kunnen zeggen dat de straattaal van Brussel is: een mengelmoes, dat hoofdzakelijk uit zeer verfranscht Vlaamsch bestaat, en waarvan het Fransche bestanddeel een sterk-uitgesproken Vlaamsch karakter bezit.
Dat deze straattaal, die trouwens niet gesproken wordt dan door het volk - hetwelk dan nog liefst Vlaamsch-alleen praat en door de klein-burgerij - die meer naar het Fransch neigt, - dat deze taal bij de bespreking der wet niet in aanmerking komt, spruit voort uit twee feiten: 1o het volk dat ze spreekt bezoekt de gestichten van Middelbaar Onderwijs niet; 2o bezocht ze deze wel, dan zou ze heel goed in staat zijn, Nederlandsche lessen te volgen, zoodat een bijzonder regiem volkomen onnoodig zou worden. Dat is zoo waar dat voor de leerlingen der stedelijke ambachtsschool, meestal uit deze mindere standen gesproten, de leeraar, die zijne lessen in het Fransch geeft, dikwijls gedwongen is in 't Vlaamsch te vertalen wat hij zegt, wil hij geheel begrepen worden.
Dit deel der Brusselaars dus (en de oorspronkelijke Walen die er tusschen loopen passen zich doorgaans aan den toestand aan) is volledig Vlaamsch, niettegenstaande den schijn. Het komt, ik herhaal het, bij de onderhavige wet, niet in aanmerking. Ik sprak er alleen van, omdat we het hier over de taal van Brussel hebben.
Welke taal nu spreekt de burgerij, die wel de scholen van M.O. bezoekt? - Hier dient men te onderscheiden. Brussel is, gelijk elke hoofdstad, eene immigratiestad. Zij is het brandpunt dat al de beste krachten van het