en dat het voor de regeeringspartij nu juist niet te gewenschter ure komt, staat vast.
Beschouwt men de twee alleruiterste gezindheden in de vraag, dan bemerkt men dat het links heet: leerplicht, en staatssteun alleen voor officiëele scholen; terwijl rechts de leuze geldt: geen leerplicht, en gelijke subsidiëering van vrij als van staatsonderwijs.
Laat ik er al dadelijk bijvoegen, dat, hoewel in schijn elkander zeer vijandig, jong-katholieken en socialisten heel makkelijk een middenweg en een verzoeningsterrein zouden vinden. En hieruit blijkt weêr, dat onze Kamer in wezen bestaat uit een blok, bestaande uit oud-katholieken en liberalen, dat echter steeds op politieke beginselgronden gescheiden zal blijven, tegenover een demokratisch-vooruitstrevend korps van socialisten en jong-katholieken, die gaarne eigen moreele overtuigingen voor gezamenlijke oeconomische idealen afleggen. Dit is eenvoudig een vaststelling, die echter aanwijst hoe moeilijk het in België wordt, voortaan de regeering waar te nemen; hetgeen, voor welke partij ook, geen hoop op een blijde toekomst kan geven. Ik zei dus, dat er wel een tekst kon worden gevonden, waar jong-katholieken en socialisten overeenkomst op sluiten konden. Dat bleek uit de woorden van de katholieken Verhaegen en Carton de Wiart, die verklaarden, algemeenen leerplicht aan te kunnen nemen; terwijl gezel Vandervelde niet tegen gelijke ondersteuning aan alle scholen zegde te zijn, mits gelijke verplichtingen en gelijk toezicht. Een wetsontwerp, dat leerplicht met gelijke subsidiëering van vrij als van officiëel onderwijs en, wel te verstaan, alle vrijheid in de moreele en godsdienstige gronden van het onderricht zou voorstel-