nooit hoog opgeloopen met uwe plastiek, maar twijfelde dan toch niet aan uwe elegantie, aan de gratie van uw gebaren. Ditmaal hebt ge veel te scherp gedaan. En dan, dat telkens en telkens maar heftig omkijken naar links. En dat driftig zwenken van uw bovenlijf! En dat springen buiten alle evenwicht! Neen, ik stel me voor, dat, was ik het geweest!....” Weer sta ik verbaasd. “Wel ja,” gaat hij voort, “in de kinematograaf der Nieuwstraat!” En ook hij lachend af....
Dan ben ik-zelf naar de kinematograaf der Nieuwstraat gegaan, en... Neen, het is om uit je vel te springen! Stel u voor: de begrafenis van Leopold II, voorbijdansend bij de ijzeren klanken van eene aêmechtige piano die Chopin's treurmarsch verkracht, en - ik, voorbijwippend; ik, vastgegrepen door een politieagent; ik, achteruigeduwd door een burgerwacht; ik, in de gekste houdingen, hand aan mijn afwaaiende hoed, allerwanstaltelijkst, van onder de paardepooten heenspringend, ineens gedrochtelijk groot en dan weêr heel heel klein; ik, belachelijk, daar loopend als een gekkeman, behandeld als een misdadiger en me voordoend als een hansworst.... Maar ik zal me wreken; ik span een proces in! Ik ben meerderjarig en ongehuwd: eenige meester dus over mijn persoon. Niemand heeft recht op mij, zelfs niet op mijn schim, a fortiori niet op mijn beeltenis.....’
Ik doe een kalmeerend gebaar:
‘Arme jongen,’ zeg ik, ‘wat moet de koning dan wel zeggen? Moest iemand ooit op decorum en majesteit uit zijn: dan toch koning Albert! Hewel, ook ik ben in de kinematograaf geweest, heb de koninklijke begrafenis gezien, en - hebt ge gemerkt dat Albert van België er tweemaal, weinig