| |
| |
| |
Koning Leopold †
Uit Brussel
Acht uur 's morgens.
Onze correspondent te Brussel schreef ons gisteren:
Van ochtend, al heel vroeg, aan den telephoon:
- ‘He wel?’
- ‘Maar hij is dood, mijn waarde!’
En, terwijl ik, ontsteld, het nieuws verneem, schieten mij 's konings woorden te binnen, gisteren nog uitgesproken: ‘Morgen, mijne heeren, zal het vier-en-veertig jaar geleden zijn dat ik den eed als koning aflei!’...
- Ik loop op inlichtingen uit. Het is nog donker, nauwelijks een melkige, schuchtere morgenlucht; de huivering onder de ijle bries die in een fijnen motregen in 't aangezicht blaast; op straat alleen nog vuilniskarren, dolende honden, en jammerig de soldaten, politieagenten. In de bevriende redactiebureelen, zijn alle lichten aan. De persen snorren en de drukinkt stinkt warm. Weer mijne vraag:
- ‘Hewel?’
- ‘Och, wij weten nog niet veel. Thema met variaties: De koning is dood. Hij is gestorven van nacht om 2.45. Gij weet het al? Dan weet ge evenveel als wij!’
Weer in den vroegen huivervlucht Nu bonzen, dof, verre kanonnen. Zij stampen het in het hart der pas-ontwakende stad: ‘De koning is dood! Plof! De koning is dood! Begrijpt ge niet? Plof! De koning is dood!’
En werkelijk: de stad schijnt niet te begrijpen. Zij
| |
| |
schijnt het kanon niet te hooren. En de tallooze klokken, die grommend of angstig-gejaagd aan 't bommen en kleppen gaan: ‘dat is zeker voor de vroegmis’, denkt de stad; en zij keert zich om op het hoofdkussen...
Nu gaat de dag ontwaken. De blindheid der bleeke huisgevels gaat weêr aan 't leven. 't Zwarte oog der vensterluiken gaat open, kijkt onverschillig nog, ziet niets... Vrouwtjes trippelen naar den markt, pratend, pratend, pratend. Werklui zijn bezig in den grond, aan waterleiding of electriciteit. En al hoort men nu en dan in de verte een krantenman blaffen, de stad weet blijkbaar nog niets.
En ik loop óm met een zonderling gevoel in 't hart: ik alleen, ik alleen weet, in heel dat groote Brussel, dat de koning dood is.....
Het wordt nu bij acht uur. Ik ga naar huis, huiverig, u deze lijnen schrijven. - En in 't voorbijgaan hoor ik, hoog in den lucht, roepen, aan den Muntschouwburg. Het zijn twee mannen die de vlag uithangen, rouwomkript. Ze schijnen veel plezier te hebben aan hun karreweitje.
Ik ga weêr uit, om meer nieuws.
| |
Half tien.
De koning is gestorven, heel alleen, - verlaten?
Toen Leopold I stierf, in 1865, was zijn sterfbed omringd van al zijne kinderen en kleinkinderen. Zijn laatste woorden, zijn laatste blikken, zijn laatste liefde waren voor hen.
Koning Leopold II sterft - verlaten?.... Aan prinses Stephanie wordt een bezoek aan haar zieken vader ontzegd. Aan prinses Louise wordt het verbod getelegrafeerd, den
| |
| |
voet op Belgischen bodem te zetten. Stijfhoofdig tot op het laatst, wil de koning nauwelijks, voor een paar minuten, prinses Clementine zien. Oneenigheid breekt uit tusschen hem en prins Albrecht. Waarom?: barones Vaughan verlaat den koning geen oogenblik.
De koning sterft, - alleen. En dat is tragisch.
Men moet, wel is waar, met de omstandigheden afrekenen. Gisterenavond ging hij betrekkelijk heel goed. Langs den kant van de geopereerde darmverlamming was alles bevredigend. Alleen die pijn aan het hart...
Maar ik had gisterenavond een dokter ontmoet, die het beter dan wie kon weten, en die had verklaard: ‘De koning heeft een grijsaardshart. Daar is, als bij iedereen op dien leeftijd, seniele ontaarding. Maar geen arteriosclerose, geen eigenlijke ziekte....’
Gisteren, zoo tegen tien uur, was ik nog naar Laeken gegaan. De Brusselsche confraters, die er plezierig huishouden in een ouden omnibus en in een salon-wagen van den IJzeren Weg, gaven me 't laatste nieuws: rustige dag; goede spijsvertering, geen pijn, dan dien angst om het hart, en wat steken aan den zieken voet...
En toen is het vannacht gebeurd. De wakende zwartezuster hoort gekreun. Zij snelt toe, verwittigt dr. Depage. De koning reutelt: ‘Ik stik.’ Geen vijf minuten later, of hij is dood...
Een kwartier later was prins Albrecht, was koning Albrecht, de Eerste reeds te Laeken. Hij gebood voor 't eerst als meester.... Ik weet voor 't oogenblik nog niet wat van barones Vaughan geworden is....
Ja, dit sterven is tragisch. Maar de Brusselaars schijnen er weinig van te gevoelen. De stad is als altijd.
| |
| |
Hier en daar, om de bureelen der dagbladen, in sommige koffiehuizen, is er wel wat opwinding. Men zou zeggen, dat er een feest op handen is. In het koffiehuis, waar ik dit aan 't pennen ben, hinderen me vreeselijk een oude heer en een jonge heer. De jonge heeft het heel druk over dikke darmen, over embolie, over rectum. De oude blijft ongeloovig, wil niets begrijpen, geeft den brui om alle physiologie.... Men heeft een gevoel van teleurstelling. Men had gedacht: de dood van den koning, wat zal het een opschudding geven! En.... er zijn alleen huilende krantenmannen, sceptische lezers, en oude heeren die niet gelooven in darmverlamming...
| |
Elf uur.
De koning op zijn doodsbed.
Straks, in den kalmen ernst van den dood, majestatisch als nooit, nu het leven er den ironischen trek van weg heeft geveegd en de geloken oogschalen den stijven blik duiken van het oog dat blind was; het wassig-bleeke gezicht haast even wit als den geligen baard, ligt Leopold II, in het staatsie-uniform van generaal, de voeten fijn geschoeid, de handen gevouwen.
De indruk is machtig: dit is werkelijk een koning, grootsch tot in den dood, grootscher misschien wén dood. Het Leopoldiaansche type - want een type is door hem geschapen, en zal in de geschiedenis leven als dat van een Keizer Karel, van een Edward VIII, van een Lodewijk XVI - spreekt uitdrukkelijker, nu de trekken verscherpt zijn, de bleekheid haren ernst op dit gelaat heeft gedrukt, de hiëratische houding eerbied afdwingt.... Er is een
| |
| |
koning gestorven. Er zal in ons herinneren 't koninklijk masker leven van een koning......
't Vertrek is heel sober met zwart behangen. Geen teekenen van een eeredienst. Heel eenvoudig, de majesteit en den angst van den Dood....
Op straat groeit de opwinding aan. Er komt iets als bewustheid. Men gaat den toestand inzien. Zakenlui gaan het vóor en het tegen wegen. Op straat vormen zich groepjes. De heeren schokschouderen ernstig. Men ontmoet strakke gelaten. En de Brusselsche journalisten zien er heel erg moei uit....
In de winkelramen wordt er druk gewerkt: rouwstrikken hier en rouwstrikken daar. Het moet er koket uitzien.... In 't grootste kleerenmagazijn voor dames zijn al niets meer dan rouwtoilettes uitgestald, alsof heel de stad zich in 't zwart moest gaan kleeden. Bij de photografen, niets dan koninklijke portretten. Ik bedoel: niet alleen van Leopold II, maar ook van Albert I, en zelfs van den nieuwen zevenjarigen kroonprins. Meer dan ooit krijgt men den indruk dat Brussel hoofdzakelijk eene handelsstad is, want de grootste drukte heerscht, behalve in de redacties, in de winkels.
En zoo wordt het verdriet om het verlies van een grooten koning van lieverleê tot hoop op een buitenkansje van den eersten stand der hoofdstad: den handelsstand....
Ik zei: een groote koning. Daar kom ik straks op terug. Nu is het hoog tijd dat ik dezen brief ga posten.
| |
2 uur namiddag.
De belangstelling stijgt. Waarom? Omdat de tragedie,
| |
| |
helaas, in melodrama keert.
Het is eigenlijk diep treurig, en helaas, zoo weinig koninklijk ditmaal...
Gij weet dat het thans vast staat: barones Vaughan is wel degelijk de echtgenoote van Leopold II, althans kerkelijk. Voor een jaar of zes moet ze, 't zij in Spanje, 't zij te Monaco, met den koning getrouwd zijn. Een priester is gevonden geworden, die over het hoofd heeft gezien, dat in België het kerkelijk huwelijk noodzakelijk achter het civiele huwelijk komt. En aldus werd Caroline Delacroix, tot barones Vaughan verheven, zoo niet de wettelijke echtgenoote, dan toch tot kerkelijke gade van Leopold II.
Het schijnt dat ze zich-zelf, of dat de seniele koning haar bij dien titel de grootste rechten op den koninklijken persoon gegeven heeft. Het is geen geheim meer; iedereen aanvaardt het voor waarheid; het zal niet worden tegengesproken: de barones Vaughan, moeder der graven van Tervueren, is bij den koning gebleven als iedereen, en eerst en vooral zijne oudste dochters, van hem verwijderd werden; de barones Vaughan moet bij den dood des konings aanwezig zijn geweest; zij is het die 's konings oogen gesloten heeft; en 't ergste: men schijnt haar uit het paleis van Laeken niet te kunnen verwijderen.
Ik schrijf dit natuurlijk sine ira nec studio: het is het oogenblik niet om zich verontwaardigd of vergoelijkend voor te doen. Maar wij staan voor feiten. Men zegt dat in de villa Vanderborcht, waar de barones verblijft, al de meubels verzegeld zijn. Men zegt dat de barones zal aangehouden worden. Men zegt dat de minister van justitie ze over de grenzen wil laten zetten. In hoever dit alles te verwachten is, zal de toekomst uitwijzen;
| |
| |
maar vast staat het, dat Albrecht de Eerste, de nieuwe koning, heel wat redenen tot verbittering heeft tegen de ‘favorite’. En dat er tegen haar maatregelen zullen worden genomen is even zeker, als dat zij waarlijk de kerkelijke echtgenoote was van Leopold II.
Met dat al wijkt de nationale rouw voor de nationale nieuwsgierigheid en de nationale verontwaardiging. En dat is diep treurig. Ik zei u hoe, voor een dag of drie, de sympathie voor Leopold II weer aanmerkelijk gestegen was. Hij was zoo'n plezierige zieke! Men vertelde zijne moppen; men bewonderde zijn moed en zijn wilskracht; men hoopte maar dat hij weer gauw beter zou worden. Maar ijlings gestorven, moest ijlings ook veel aan den dag komen. De ál te optimistische bulletijns der geneesheeren; het verzwijgen van al wat in de ziekenkamer omging: het moest alles ineens in duigen vallen. Men heeft den tijd niet gehad de waarheid behoorlijk aan te kleeden: naakt, en... niet heel zindelijk, wel wat melaatsch, en, door haar cynisch masker heen, afschuwelijk, heeft de treurige waarheid zich voorgedaan....
En, helaas, thans komt de belangstelling. Ik schreef u vanmorgen over de dilettanterige onverschilligheid der hoofdstad. Maar nu hebben een paar bladen - niet alleen socialistische! - het schandaal, het onontkomelijk schandaal verwekt; nu weet ieder het: there is something rotten.... en nu gaat men in den dood des konings belang stellen, enorm belang stellen.
Ik schrijf dit met tegenzin: niets immers is heiliger dan de dood. Maar de plichten van een journalist gaan boven zijn persoonlijke gevoelens, en... de doode koning heeft een slechte pers.
| |
| |
Spijtig toch, dat dit alles nú aan den dag moest komen. Het ware voor de nagedachtenis van Leopold II zooveel beter geweest, met de onverschilligheid zijner landgenooten heen te gaan, dan onder eene belangstelling van zulke orde. Maar wiens schuld is het?... Ik heb, deze laatste dagen, geen lof onthouden aan den man, die ik voor een heel groot man houd. Dat hij het is, zal ik bewijzen, zoodra mijne reportertaak zal afgeloopen, en de gemoederen tot rust zullen gekomen zijn. Maar deze zeer moderne, deze praktische, deze business-koning geloofde aan zijn absolutisme, aan zijne macht-bij-Gods-genade, aan zijne onfeilbaarheid... Tenzij - en liever zag ik, dat dit de waarheid was! - tenzij Leopold II éen dier begenadigde gevoelsmenschen ware geweest, die zonder de zuivere liefde eener vrouw, zonder warme genegenheid niet leven kunnen, en alles, alles offeren voor die liefde... Maar 't overige van 's konings leven schijnt dit eerder tegen te spreken...
N.R.C., 18 December 1909. |
|