hij op uitbreiding terug, neemt zelfs de koloniale gedachte lichaam: hij zet tot handelsbetrekkingen met China, Japan, Cochinchina aan. In 1860 zegt hij het ronduit: ‘Ik wensch hartstochtelijk dat mijn schoon land den noodigen moed hebbe, om zich naar buiten uit te zetten; ik geloof dat daartoe geen tijd te verliezen valt, vermits we de beste plaatsen, reeds zeldzaam geworden, ingenomen zien door naties met meer durf....’
Op 22 Augustus 1853 was de hertog van Brabant met Aartshertogin Maria-Hendrika, kleindochter van Maria-Theresia, getrouwd. De groote reis, waarvan hierboven sprake, ondernam hij met zijne jonge vrouw. In 1864, steeds met het oog op Belgische expansie, herneemt hij ze, en gaat tot in China. Toen hij, op 10 December 1865, bij den dood zijns vaders, zijne oogen op den troon als op een verheven schouwplaats, van waar hij de wereld zou overzien, mocht richten, brak voor dezen praktischen geest, wien het eeuwig-onvervulde plannensmeden martelen moest, een tijdperk van werkelijkheid aan, dat tot op de laatste dagen een tijdperk van werkdadigheid is geweest. Wel bleef zijne koninklijke bezigheid noodzakelijk meer beperkt binnen de grenzen van zijn land, Nochtans, toen hij, in '74, een jaarlijkschen prijs van 25,000 frank stichtte, ‘ten voordeele der geesteswerken’, luidde eene der vier opgaven voor den eersten prijskamp kenschetsend als volgt: ‘De uitbreiding van België's handelsbetrekkingen.’
Maar het is in 1885 dat Leopold II zijn groot werk begon: het koloniseeren van Kongo. En hier ware eene lange geschiedenis te schrijven: hoe reeds in '76 de koning te Brussel de voornaamste Afrikaansche ontdekkingsreizigers vereenigde; hoe daaruit ontstond de ‘Associa-