De dood van burgemeester De Mot
Brussel, 23 November.
Ik verneem daareven dat hij een paar uren geleden gestorven is. En het is, werkelijk, een Brusselsch figuur die heengaat.
De zware, bonkige, breedgeschouderde romp op de hooge en dunne beenen, en op den gedrongen nek het witte, diepdoorkorven scherpe, sterk-gebouwde hoofd, wrokkig zou men zeggen, maar tevens ironisch-goedaardig, levenswijs en levensgrappig, sarkastisch om misschien eene groote gevoeligheid te verbergen... Is het gevolg eener traditie? Burgemeester De Mot leek bijzonder op burgemeester Buls: hetzelfde hardnekkige Spanjolengezicht met dezelfde, haast weemoedige, geblaseerde en gelatene blikken; de kop van een zeer eerbiedwaardigen Don Quichotte; eene imponeerende leelijkheid, die wel niet innam, maar interesseerde door schranderheid en nobelen ernst.
Een ernst die, bij burgemeester De Mot, geheel innerlijk was, en die zich heel gaarne uitte in joviale rondborstigheid, die heel wat ironie inhield. Dit had hem als advokaat en als politiek man tot een schitterend debater gemaakt, en omschiep hem later tot een burgemeester vol ijzersterk en nochtans gemoedelijk, geestig, fijn beleid. Eene gemeenteraadsvergadering onder zijn voorzitterschap blonk vaak uit door fonkelende pittigheid, zonder ooit te verdwalen in ongebonden gebrek aan tucht. Mocht men ooit spreken van een ‘main de fer dans un gant de velours’, dan was het wel hier; maar dan, in dien fluweelen handschoen, de schelp van den vlugste der degens,