zeker wel het meest-populaire werk van Wagner. Ik had het geluk, het allereerst in het Duitsch opgevoerd te zien, en, naar Duitsche traditie, nu wel al twintig jaar geleden, door een vast gezelschap te Gent. Gent is, na Brussel, de meest-muzikale stad van België. Geen stad, waar men meer van solo- en van samenzang houdt. Geen stad ook, die evenveel goede zangers heeft voortgebracht. Zal ik er u op wijzen, dat vele operazangers, die in Holland bijval genoten, geboren Gentenaars zijn, zoals juff. Irma Lozin, en de heeren Des. Pauwels, Aug. van den Hoeck, Roosen, e.a.? Zoo komt het dan ook dat er zich in Gent soms wel vreemde gezelschappen neêrzetten, waarvan de taal niet verstaan wordt, maar die vanwege den ‘bel canto’ worden geduld. Zoo het Duitsch gezelschap, waarvan sprake, en dat in België Wagner voor het eerst op de planken bracht. Zoo ook de Italianen, die, na een seizoen in Gent doorgebracht, ook in Holland gingen reizen, en er groot sukses verwierven, als ik me goed herinner.
Om tot de ‘Meistersinger’ terug te keeren: iedere maal dat ik ze, na die eerste Duitsche opvoering, weêr mocht zien, smaakte ik wel weêr een heel groot kunstgenot, maar er was toch iets dat haperde, dat me hinderde. Ik was daar nooit diep op ingegaan; maar nu ik Van Rooy als Hans Sachs heb gehoord, nu is me dat plots heel duidelijk geworden.
Al stak Van Rooy nu ook in menig opzicht boven zijne medespelers en -zangers ontzaglijk uit, die omgeving was niettemin van goed gehalte. Persoonlijk kan ik Laffitte, - den tenor der Parijsche Opera, die in Brussel Imbart de la Tour, thans professor aan het Parijsche Conservatoire, verving - niet goed lijden, deels om zijne al te schetterende stem,