men onmogelijk zeggen of de loting, door het wetsvoorstel afgeschaft, niet telkens zal moeten heringericht worden om een eventueel teveel tot de noodige verhoudingen te herleiden. Theoretisch gesproken, kan ook tegen het gelijkheidsprincipe der wet gezegd worden, dat het steunende op het gezin als eenheid, als ‘sociale cel’, niet in overeenstemming is met het gelijkheidsprincipe onzer andere wetten, de kieswetten b.v., dat op individueele eenheid berust.
Daarentegen moet met den heer Franck erkend, dat het wetsvoorstel met willekeur afbreekt, en het beginsel huldigt van algemeenen dienstplicht. Ook het argument, dat bij de nieuwe wet de gezinnen met talrijke kinderen - wat het geval is in Vlaanderen - voordeel hebben op de families die minder gezegend zijn of voor zulke zegeningen bedanken - zooals in Wallonië -, valt weg, vermits in geval van algemeenen dienstplicht, de Vlaamsche gezinnen meer dan de Waalschen zouden opbrengen: verhoudingen die niet te wijzigen zijn en alleen van den toestand der bevolking afhangt.
Bij dit al, en hoe principieel-onvast, moeilijk-uitvoerbaar, weinig-praktisch het tegenwoordig wetsvoorstel zij: het eerste gevolg ervan is, al heet het in den mond der regeering anders, dat het beginsel van een vrijwilligersleger, zooals de wet van 1902 invoert, een knak van belang heeft gekregen. Die afkeer voor een leger van soldeniers wordt per se overgezet op de betaalde plaatsvervanging. Die ‘handel in menschenvleesch’, zooals, wel wat grof, de socialisten zeggen, is absoluut niet tegen den zin der plattelandsbevolking, vooral in Vlaanderen; menige boerejongen ziet in de zestienhonderd frank, die