| |
| |
| |
Kunst en kolen
Brussel, 3 October.
Nu wil ik u - om als een held van den Decamerone of van de Duizend en éen Nacht te beginnen - een vermakelijke en profijtelijke geschiedenis vertellen. Aanleiding er toe is een kakikleurige kwarto-collectie, over kunsten kolen-handelende brochure - merk, bid ik u, de zesmaalallitereerende k-medeklinkende schoonheid van dezen aanhef -, aanleiding is, zeg ik, eene brochure, me door Edward Taymans toegezonden.
Mag ik u even voorstellen?... Edward Taymans is een klein, gebrild, fijn-joviaal, beleefd-geestig, hartelijkkiesch, slecht-gekleed en nochtans voornaam mannetje van om de vijftig, die - om maar ineens heel zijne biographie te voleindigen - van heel geringe afkomst is, maar zijn naam gestand, door taaie wilskracht, heel wat praktische intelligentie, eene groote eerlijkheid, en, waarschijnlijk veel spaarzaam beleid - van het laatste heb ik weinig verstand - de voornaamste kolenhandelaar van Brussel is geworden, zoodat hij zich zelf ‘le charbonnier’ mag noemen, en zijne vrienden zeggen ‘le grand charbonnier’; en, wat meer is, indachtig van zijne geringe afkomst en dat veel grooteren dan hij zijne veroveringsgaven niet bezitten, voor de armen van geest - ik bedoel zijne burger-klanten - en de armen aan geld - ik wil zeggen de Belgische artisten -, dit alles natuurlijk in algemeenen, bijna symbolischen zin genomen, een Maecenas heeft willen zijn.
Zijne eerste kennis maakte ik, zoowat een jaar geleden.
| |
| |
Ik lag nog zoowaar in bed, toen men mij 's morgens vroeg zijn onverwacht bezoek aankondigde. Tamelijk wrevelig opgestaan, vond ik in de spreekkamer een meneertje, beladen met papieren en doozen. Hij stelde zich voor, ‘Le Charbonnier Taymans’; begon te praten, te praten, te praten. Langzamerhand verdween mijn wrevel: de man was kostelijk: een echt Balzac-type.
Hij vertelde mij zijne historie: van laag gekomen, wilde hij aan de lageren mededeelen wat hem thans, nu hij hoog stond, het hoogste genot verschafte: de Kunst. De Kunst met eene hoofdletter, durf ik wel zeggen, al lag die groote K niet in 's mans stem; en ge zult straks wel zien dat ik geen ongelijk heb, hier de hoofdletter te gebruiken. Dat mededeelen bestond nu in 't volgende: de heer Taymans heeft van meesters als Constantin Meunier, als den fijnen medaliesnijder De Vreese, als den gratievollen Isidoor de Rudder, beeldhouwwerkjes gekocht van echte kunstwaarde en breede beteekenis, met recht van reproductie. Aan ieder nu die hem een zeker getal kilogrammen kolen koopt - en die kolen zijn, schijnt het, van heel goede hoedanigheid -, schenkt de heer Taymans zoo'n reproductie, evengoed als deze cacao-firma leelijke platen, en gene bitterpee-fabriek afzichtelijke almanakken aan hare cliënteel uitdeelt. - Dit is nu reklaam-maken, ik geef het toe. Maar eene reklaam van nogal-bijzonder soort zult gij op uwe beurt toegeven. Want stel u eens voor dat men thans in honderdduizend werkmans- en burgershuizen van Brussel en omstreken uitmuntende gipsafgietsels vindt van een heerlijken mijnwerker door Meunier, van een heel gedistingeerd portret van Leopold II door Godfried de Vreeze; van eene sierlijke plaquette die de
| |
| |
Hollandsch-Belgische toenadering symboliseert, - de breede beteekenis waar ik het hooger over had - door Isidoor de Rudder; een gratievollen bas-relief van den Franschen beeldhouwer Derré; en dat binnenkort Taymans' trouwe klanten op dezelfde wijze werkjes krijgen naar modellen door beeldhouwers als Charles Van der Stappen, Pieter Braecke en Lagae, en schilders als Constant Montald, Jean Delville, Henry Meunier, e.a. - En mild dat die kolenkoopman is! Niet alleen, wie zijn waren koopt krijgt aldus kunstwerken van uitmuntend gehalte in huis: gemeentebesturen, schoollokalen, al wie er belang in stelt en den wensch ertoe uitdrukt, krijgt het aantal reproducties die hij verlangt.
Aldus ijvert Edward Taymans voor de kunst en.... voor zich-zelf? - Neen, vaak buiten alle eigen-belang om. Want wat heeft hij verder nog uitgericht? Hij bestelde aan een voortreffelijk Fransch-Belgisch dichter der hoofdstad, Valère Gille, een stuk, dat geen meesterstuk is, maar, wie weet, dan toch de vlam der poëzie zal doen ontluiken, in menig moederhart; want, fraai verlucht, wordt het gestuurd aan elk gezin waar de ooievaar een nieuwen telg heeft gebracht, tegen de vrije vergoeding van een paar franken, dewelke gestort worden in een menschlievend werk bij uitstek: ‘la goutte de lait’, dat melk aan behoeftige jonge moeders voor hun nieuw-geboren kroost kosteloos uitreikt. Hetzelfde wordt binnenkort geprobeerd bij jonggehuwden op hun trouwdag: dan is men vrijgevig, en men krijgt voor zijn centen - heel weinig centen - een prachtstuk van een der grootste decoratieschilders van dezen tijd: van Constant Montald. - En om die feeëngeschiedenis te eindigen: het schijnt dat we binnenkort
| |
| |
een echten Rodin krijgen, tegen zelfde voorwaarde.
Te eindigen..... Neen: Taymans deed meer. ‘Weêr reklame’, zegden velen; maar dan toch een reklame van zeer verheven aard, en die het wel waard is dat de man er goede zaken door maakt. Die kolenhandelaar deed namelijk het volgende: hij stuurde zijn beeldwerken aan de voornaamste Vlaamsch- en Fransch-schrijvende letterkundigen van ons land - aan Verhaeren en aan Streuvels, aan Edmond Picard en aan Hugo Verriest, aan Fernand Séverin en aan Vermeylen, aan Max Elskamp en aan Herman Teirlinck, evengoed als aan literaire politici als Carton de Wiart en Célestin Demblon en aan literaire kunstschilders als Delville en Broerman; in 't geheel: een goede honderd en veertig gezaghebbende mannen - waaronder natuurlijk uw dienaar-; en vroeg hun in ruil hun oordeel over zijn poging. De antwoorden verzamelde hij in de kaki-kleurige brochure waar ik hier van sprak. Ze zijn heel verscheiden, hoewel over 't algemeen lovend. Verspreid, als het boekje wordt, op duizenden exemplaren, maakt het den naam, de handteekening, en den geestesdraai onzer letterkundigen aan een ruimer publiek bekend.
Mij heeft het een kostelijk uurtje geleverd: welke ‘vanity-fair’; welke expositie van zelf-voldaanheid; welke would - be bonhomie en welke opgeblazen grootmoedigheid. Maar 't geestigste: welk geblaseerd misprijzen, welke ironische geringschatting, hier en daar, vanwege gelukkig schaarsche, weinig beduidende letter-onmachtigen tegenover dezen kolenkoopman, dien ik haast geniaal zou gaan noemen, weze het dan ook als handelsman, en die dan toch der kunst en het publiek heel wat diensten bewijst door zijn eigenaardig optreden....
| |
| |
Dat optreden wilde ik hier voor u opteekenen: het zet misschien iemand ten uwent aan, in zelfde richting handelend op te treden. Geen land, waar de handelaars evenveel reklame maken als in Holland. Gij hebt specialiteiten, die de wereld door gewild worden, omdat ze kranig en met durf op de markt worden gebracht. Konden nu uwe groote handelslui niet doen als de goede Edw. Taymans? De tegenwoordige Hollandsche kunst is van groote beteekenis - te weinig gekend echter over de wereld. Indien nu eens éene of meer uwer firma's kunstwerken aankochten, die werken op waarlijk-voldoende wijze lieten reproduceeren, en, gelijk ze thans leelijke, haast belachelijke dingetjes verspreiden, bij hunne cacao-bussen of pakken koffie voegden? Meer: indien eens zoo'n firma - ik schenk deze geniale gedachte gratis aan wie ze uitvoeren wil - aan een onzer goede literatoren het eigendom afkochten van eene novelle, een korten roman, zelfs verzen, om aldus een overgroot publiek te dwingen, ze te lezen? Het volk leest graag, maar koopt niet graag boeken, waarvan het vooruit niet weet, wat er in staat. Op de door mij aangeprezen wijze zouden ze zeker lezen, en goed werk lezen, vermits de keus ervan zou afhangen van den handelaar, die het verspreiden zou, gelijk Taymans alleen werken verspreidt van onze eerste beeldhouwers en schilders....
Ik herhaal: ik geef de gedachte gratis, hoeveel ze ook waard zij. Want ik benijd waarlijk te zeer Taymans - evenals ik verleden week voorzitter Cooreman benijdde - om niet mijn best te doen, dergelijke pogingen levend te houden en door de wereld te helpen.
N.R.C., 4 October 1909. |
|